Alweer uit 1991 stamt 'Blood Sugar Sex Magik' van The Red Hot Chili Peppers, de laatste plaat uit de periode dat die band nog leuk en lekker funky was. Ongeveer gelijktijdig met het uitkomen van het elfde album van de Peppers, komen vier heren die zich The Gotobeds noemen met hun tweede, getiteld 'Blood//Sugar//Secs//Traffic', waarschijnlijk een poging om wat meer aandacht voor de plaat te krijgen. Het is gelukkig de enige vergelijking die tussen de twee bands te maken valt, want muzikaal tapt het kwartet uit Pittsburgh uit een heel ander vaatje.
The Gotobeds maken een combinatie van postpunk en indierock. Liefhebbers van bands als Wire (de band is genoemd naar de drummer van die band), (oude) Pavement, Mission Of Burma, Urusei Yatsura, (oude) Superchunk, Ought, Protmartyr en Parquet Courts zullen op 'Blood//Sugar//Secs//Traffic' iets van hun gading kunnen vinden. De plaat is uitgekomen op het vermaarde Sub Pop-label, nadat twee jaar geleden het debuut 'Poor People Are Revolting' uitkwam op 12XU (en dat is weer een song van Wire).
De muziek van The Gotobeds mag dan niets nieuws onder zon bieden, erg lekker en aanstekelijk is het wel. De energieke en catchy opener Real Maths/Too Much zet direct de toon. De song lijkt erg op Wire, maar daar moet bij worden gezegd dat het kwartet uit Pittsburgh zichzelf stukken minder serieus neemt dan Wire en ook geen arty uitstraling of pretenties heeft. "Bodies" trekt de uptempo lijn door, waarbij het dominante gitaarlijntje en de poppy sound aan Los Campesinos! ten tijde van 'Sticking Fingers Into Sockets' doen denken, even speels maar minder kinderlijk. Los Campesinos! coverde op hunepFrontwards van Pavement en als die band klinkenThe Gotobeds opBrass Not Rash, zij het punkier en energieker.
Met Rope (stijl: oude Superchunk) gaat het tempo naar beneden. De gezamenlijk solerende en dan weer langs elkaar heen schurende gitaren zijn niet te versmaden, maar de gave van het schrijven van een lekkere hook heeft de band even in de steek gelaten en de song duurt ook te lang. Het wordt snel rechtgezet met Why'd You?, postpunk/indierock in optima forma, met gastvocalen van Joe Casey van Protomartyr.
Verrassing van de plaat is Red Alphabet. Het energiepeil daalt even aanzienlijk, maar het nummer weet, ingeklemd tussen twee opzwepende songs, te ontroeren. In Cold Gold (LA's Alright) presteren The Gotobeds het om in hetzelfde nummer als Urusei Yatsura, Wireen Pavement te klinken. Stoppen met namen droppen? Nog even niet, want Talking Heads is de naam die opkomt bij het luisteren naar het strakke ritme van Crisis Time en de bijbehorende David Byrne-achtige zang. Ook hier klinkt het Pittsburghse viertal stukken energieker dan het voorbeeld.
Meest uptemo en punky is het korte Manifest. 'Blood//Sugar//Secs//Traffic' eindigt met twee langere nummers. Glass House is een wat langzamere track, waarin met name de gitaristen excelleren, zowel met een heerlijke garagefeel als een geweldige gitaarhook in de coupletten.De gitaren staan nogmaals centraal in afsluiter Amazing Supermarkets. Beide gitaristen gaan loos in het instrumentale laatste gedeelte en dat verveelt geen moment.
Dit stuk over de nieuwe The Gotobeds staat vol met referenties naar andere bands, maar hoe weinig origineel de muziek van het viertal ook is, de band weet wel de goede dingen uit zijn invloeden te pikken en daarmee een sterke en coherente plaat te maken, waarin die invloeden nergens zo ver zijn doorgevoerd dat sprake is van onbeschaamd epigonisme. The Gotobeds nemen zichzelf ook niet te serieus en musiceren losjes. 'Blood//Sugar//Secs//Traffic' isgewoon een lekkere gitaarplaat.
De Griekse saxofonist Aquileas Polychronidis (Pó) opereert vanuit het Spaanse Málaga. Samen met Daniel Vega vormt hij het duo Skullfuck, waarvan eerder dit jaar de cd 'Day Of The Black Sun' verscheen op het Nederlandse label Norwegianism. Het duo brengt op die plaat harde, soms maniakale freejazz en noise die niet voor iedereen is weggelegd maar die de liefhebber wel degelijk als muziek in de oren klinkt. Na twee uitgaven van Skullfuck is het nu tijd voor de eerste solo-cd van Aquileas Pó, die zijn naam voor dit project verder inkort tot akipo. Het album verschijnt op cd-r bij Gruppo Ungido. Wie verwacht dat dat Pó's soloplaat de saxofonist in een wat rustiger context laat horen in vergelijking met Skulfuck, komt bedrogen uit. Verlost van de drums en didgeridoo van Vega en slechts gewapend met een tenorsax en effectpedalen produceert Pó juist een heleboel kabaal.
'Sax-noise' is dan ook de beste omschrijving van wat de Spaanse Griek op 'Annoy' te bieden heeft. De titel is goed gekozen, want menigeen zal zich de gordijnen in laten jagen door de herrie op dit album, waarop de luisteraar nauwelijks enige rust wordt gegund in vier compromisloze stukken muziek. Een volle, ronde saxofoon-toon is niet te bespeuren. Integendeel: de met elektronische effecten vervormde saxofoon van Pó klinkt hard, scherp en metalig in de volgens eigen zeggen 'spontaan gecomponeerde' stukken.
Opvallend is dat akipo's saxofoonspel het op 'Annoy' veelal in de hogere regionen zoekt; het lage register van de tenorsax wordt maar zelden aangeroerd. Ritmische tracks zijn ook niet aan de orde; vaak wordt een scherpe, noisy drone neergelegd. Dat gebeurt direct in opener Annoy Spontaneity, een ambient-achtig stuk, maar op een venijnige en harde manier. Na dik vier minuten worden meer lagen en textuur aangebracht en treden hoge, krijsende saxklanken op de voorgrond. Meer en meer wekt de manier waarop Pó de verschillende noise-lagen combineert bewondering en blijkt de barse wijze van musiceren ook echt schoonheid te bevatten.
Wie de twaalf en een halve minuut van de openingstrack niet doorkomt, hoeft Annoy All Artists niet eens te starten, want akipo blijft onvermurwbaar zijn dwarse ding doen in dit ruim vijfentwintig minuten durende stuk. Snelle, gillende en gelaagde saxtonen starten het stuk, zonder onderliggende drone, maar de hoge geluidsmuur van die verschillene tonen begint gedurende het stuk steeds meer het effect van een drone te krijgen. De intensiteit neemt alsmaar toe, totdat na zes minuten het drone-effect is verdwenen en in het volgende gedeelte slechts één eigenzinnigen hoog solerende saxofoon te horen is. Pas na twaalf minuten wordt een lawaaierige drone ingezet in het meest weerbarstige stuk van de plaat. Dóórluisteren loont, want de steeds meer overstuurdee saxklanken hebben in al hun luidruchtigheid een meditatief effect. Tegen het einde van Annoy All Artists keert het snelle saxspel terug. Het korte Annoy Someone Alone In A Room is akipo's spel in het begin wat aftastender. De aanvankelijke rust van het stuk is schijn, want het blazen van alleen lucht in de saxofoon zorgt voor spanning, die met een paar korte harde klanken tot ontlading komt, waarna Annoy The Roast Ducks direct ferm wordt ingezet. In het eerste stuk lijkt Pó zijn sax soms aan gort te willen blazen. Het harde spel wordt afgewisseld met meer melodieuze frasen, waarin echter steeds een scherpe rand aanwezig blijft. Dat laatste geldt voor het hele stuk, waarin ook de gelaagdheid en het lawaai toenemen naarmate het vordert, zonder drone-effect deze keer, maar wel weer uitermate intens.
Het is even bijkomen nadat de laatste klanken van 'Annoy' je oren in zijn geperst, maar het kabaal dat akipo gedurende ruim vijfenvijftig minuten over de luisteraar uitstort is fascinerend. De muziek is bijtend, soms snerpend en gemeen, maar ook muzikaal buitengewoon interessanten prikkelend door het eigenwijze en creatieve spel en de manier waarop de saxofoonklanken worden vervormd en de verschillende geluidslagen over elkaar worden gelegd. 'Annoy' is voor wie van eigenzinnige en intense vrije muziek houdt en tegen een bak herrie kan.
Er valt ook dit jaar weer genoeg te beleven op het Nijmeegse Valkhof Festival, maar Opduvel laat het noodgedwongen grotendeels aan zich voorbijgaan. Jambinai missen is geen echter optie. De Zuid-Koreanen brachten twee fraaie albums uit waarop hun post-rock geïnjecteerd wordt met metal, industrial en noise en de inbreng van traditionele Koreaanse instrumenten zorgt voor een unieke sound.
De kern van Jambinai wordt gevormd door Ilwoo Lee, gitaar en piri (een rietblaasinstrument, enigszins vergelijkbaar met een hobo), Bomi Kim, haegum (een tweesnarig instrument, enigszins vergelijkbaar met een viool) en Eunyoug Kim, geomungo (een groot, langwerpig snaarinstrument). De band wordt gecompleteerd door een bassist en een drummer. Het vijftal werkt het concert zittend af, uitgezonderd de paar korte momenten dat Lee gaat staan.
De afstemming tussen de instrumenten luistert nauw en daarom is de muziek van Jambinai meer geschikt voor optredens in een concertzaal dan in de open lucht op een festival. Het geluid vanavond in Nijmegen valt echter alleszins mee, al gaat her en der wat nuance verloren. De hoofdzakelijk instrumentale muziek doet de rest en kan op een enthousiaste respons rekenen van het Nijmeegse publiek.
De laatste plaat van Jambinai, 'A Hermitage' is net uit, dus het is logisch dat de nadruk zwaar op dat album ligt. 'A Hermitage' laat ten opzichte van het debuut een wat donkerder en vooral luidruchtiger kant van de band horen en dat komt er ook live goed uit. Dynamiek is sowieso een sterk punt van de band en verstilde passages worden afgewisseld met noise-uitbarstingen.
Niet elk stuk van de band volgt het geijkte post-rockstramien van herhaling van een motief en langzaam naar een climax toewerken, maar de nummers die dat wel doen, zoals For Everything That You Lost en The Mountain weten de aandacht moeiteloos vast te houden door een sterke spanningsopbouw en melodisch vernuft. De manier waarop de Koreaanse instrumenten mengen met gitaar, bas en drums wekt bewondering. De band opereert statisch maar oogt bevlogen. Bovendien vormen de traditionele instrumenten een attractie op zich.
Het gezongen They Keep Silence maakt indruk door de afwisseling van rustige, bijna sacrale gedeelten die worden gevolgd door heftige geluidserupties. Hoogtepunt is echter Naburak, waarin de hoofdrol is weggelegd voor het geomungo-spel van Eunyoug Kim, die alle mogelijkheden van het instrument lijkt te benutten. Het stuk heeft een sterk ritmisch karakter en kent de meeste Koreaanse invloeden, maar ook hier schuwt Jambinai het maken van een bak herrie niet.
Na een uur is het concert alweer voorbij, maar binnen dat uur weet de band een afwisselende set neer te zetten die doet uitzien naar meer. De unieke combinatie van stijlen en sterke dynamiek komen live goed tot hun recht en maken dat Jambinai niet alleen op plaat maar ook in levende lijve imponeert. https://www.facebook.com/jambinaiofficial/
donderdag 21 juli 2016
Colin Webster & Graham Dunning - Oval
Tombed Visions, 2016
Cassettelabel Tombed Visions komt weer met een fraai verpakte uitgave (artwork is van Lewis McLean), dit maal met muziek van saxofonist Colin Webster en draaitafel-tovenaar Graham Dunning, twee muzikanten bij wie experiment voorop staat en die al regelmatighebben samengewerkt. 'Oval' is het volgende bewijs van de unieke combinatie die de beide Britten vormen.
De naam Colin Webster is op dit blog met enige regelmaat terug te vinden. De uit Londen afkomstige saxofonist kwam alleen dit jaar al met releases van Tejero/Webster/Serrato/Díaz ('Spain Is The Place'), Kodian Trio ('I'), Dikeman/Lisle/Serries/Webster ('Apparitions'), KTHXBYE ('details') en David Birchall & Colin Webster ('Gravity Lacks'). Webster speelt vaak baritonsax of tenorsax, maar tijdens de concerten die Kodian Trio onlangs in Nederland gaf, legde hij zich toe op de altsax. Op 'Oval' wordt de baritonsax weer van stal gehaald.
Graham Dunning is naast muzikant ook kunstenaar, al lopen beide disciplines in elkaar over.Vaak zijn platenspeler en vinylplaten de basis van installaties waarmee Dunning zijn moeilijk te definiëren muziek maakt. Lp's worden bewerkt met tape en allerhande voorwerpen en het effect dat die bewerkingen teweeg brengen zodra de naald op de plaat wordt gezet, vormen de muziek. En dat is nog maar één onderdeel van Dunnings kunsten op de draaitafel. Naast 'Oval' zijn van Dunning recent ook 'Auxon' en 'Down Into Dusk' (samen met Tom Wallace) verschenen.
Vorig jaar verscheen de cd 'Bleed', waarop Dunning en Webster samenwerkten met tubaspeler Sam Underwood. Het is een abstracte maar spannende plaat met veelal korte stukken. Zo niet 'Oval', dat bestaat uit twee lange stukken van om en nabij de vijftien minuten, Oval side a en Oval side b. Spannend is de plaat zeker, maar het zal niet verbazen dat enig geduld moet worden getroost want de essentie en schoonheid van de muziek laten zich niet in één draaibeurt vatten.
Kant a van de cassette begint met het geluid van een krakende vinlyplaat (dubplate) en Webster die lucht door zijn instrument blaast. De krassen op het vinyl fungeren als een onregelmatig ritme en hoewel er geen conventionele noot wordt geproduceerd intrigeren de geluiden wel. Voorzichtigblaast Webster een toon aan.Er is sprake van een gespannen rust, die eigenlijk onrust is en die maar niet tot een uitbarsting of een verlossing komt. Het saxspel wordt langzaam barser en scherper, maar hard uithalen is er niet bij.Naast krakend vinylkomt Dunning met sonische experimenten. Aan het eind van het eerste stuk weet Webster toch even zijn volume op te krikken.
Gauw verder op kant b, waarop Webster opnieuw begint met het blazen van louter lucht, maar zwaarder nu, en langer. Bijna ongemerkt werpt Dunning enkele zachte effecten in de strijd, die langzaam steeds meer aandacht opeisen. Webster gaat over op het spelen met de kleppen van de saxofoon, nog steeds louter lucht producerend maar met verschillende blaastechnieken. Pas na dik acht minuten valt een serieuze toon op de saxofoon te ontwaren, maar even later zijn het smak-, zuig- enluchtstroomgeluiden die de boventoon voeren. Soms is lastig te onderscheiden wie welk geluid voortbrengt. De krassende vinylplaat is verdwenen en Dunnings klanken zijn nog moeilijker te definiëren dan op kant a.Op Oval side b wordt spaarzamer gemusiceerd dan op Oval side a. Het stuk is daardoor abstracter maar ook intiemer dan het eerste stuk.
Webster en Dunning weten op 'Oval' in een klein half uur een intrigerend landschap van klanken neer te leggen waarin je als luisteraar helemaal op kunt gaan. Ontwaken uit de wereld die 'Oval' heet, heeft iets wreeds; het ingehouden musiceren dat met name op kant b geschiedt, heeft een hypnotiserend effect en het is moeilijk daarvan los te komen. De muziek klinkt soms bijna bescheiden,maar is machtig mooi.