vrijdag 29 mei 2015

Broeierige jazz van TaxiWars overtuigt net niet helemaal

TaxiWars - TaxiWars

Universal, 2015


Dat Tom Barman met een jazzplaat komt, mag niet eens een verrassing worden genoemd. Binnen zijn band dEUS flirtte hij al regelmatig met jazz in nummers als W.C.S. (First Draft) en Theme From Turnpike. Ook was een prominente rol voor jazzmuziek weggelegd in Barmans regiedebuutfilm 'Anyway The Wind Blows' en daarnaast heeft Barman compilaties samengesteld voor de gerenommeerde jazzlabels Blue Note en Impulse!.

Bij TaxiWars hoort echter niet alle aandacht uit te gaan naar Barman, alleen al omdat hij niet verantwoordelijk is voor de muziek op dit schijfje. Die rol is weggelegd voor de naar New York uitgeweken Belgische saxofonist Robin Verheyen, wiens broeierige composities compact worden gehouden, zonder lange solo's. De soepel en speels opererende ritmesectie bestaat eveneens uit twee naar Amerika uitgeweken Belgen: bassist Nicolas Thys en drummer Antoine Pierre. 

Ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat Verheyen dEUS in zijn achterhoofd heeft gehad toen hij zijn stukken voor TaxiWars schreef. De sfeer bijvoorbeeld van Questionsong is te vergelijken met die van het hiervoor al genoemde W.C.S. (First Draft), al overtuigt Questionsong iets minder. Ook sommige zanglijnen van Barman doen onwillekeurig aan zijn belangrijkste band denken, al maakt hij vaak gebruik van effecten om zijn stem te vervormen. Toch onderscheidt de muziek van TaxiWars zich voldoende van dEUS om dit project te rechtvaardigen. 'TaxiWars' is een echte jazzplaat, is stijlvast en blijft ver genoeg verwijderd van het rock- en popidioom waarin dEUS opereert.

Verheyen beperkt zich op deze plaat tot de tenorsaxofoon. Zijn ietwat droge maar warme toon is fraai, vooral in het lage register, waarin hij soms aan Dana Colley van Morphine doet denken (al speelde Colley in die band baritonsax en geen tenorsax). Sowieso doet de combinatie van contrabas, drums en sax door de broeierige sfeer meermaals aan Morphine denken, zoals in opener en hoogtepunt Death Ride Through Wet Snow

Op 'TaxiWars' is veel moois te vinden, maar niet alles overtuigt. De opening is evenwel voortreffelijk: de al genoemde opener en het daaropvolgende Taxiwars zijn adembenemende, jachtige jazzsongsAlsof je in een hard rijdende taxi zit, inderdaad. De saxsolo tilt To The Hyphenated Poets naar een hoog niveau. Ook de heerlijk stuwende afsluiter Colosseum en het stuiterende en funky Your Soul Or Mine maken indruk. Dat geldt echter niet voor een paar tracks in het middendeel van de plaat. Questionsong, Borgerhout Shuffle en Recent Winds klinken iets te laidback en glijden een beetje anoniem voorbij. Het zijn deze tracks die ervoor zorgen dat 'TaxiWars' net niet die geweldig spannende jazzplaat is geworden die er wellicht in had gezeten. Er blijft echter meer dan genoeg te genieten over. Fijn plaatje.

https://www.facebook.com/taxiwars


dinsdag 26 mei 2015

Zatokrev zet grote stap voorwaarts

Zatokrev - Silk Spiders Underwater...

Candlelight Records, 2015


Van de vorige plaat van het uit Basel afkomstige Zatokrev, 'The Bat, The Wheel And A Long Road To Nowhere', was ik aanvankelijk behoorlijk onder de indruk, om er bij het uitkomen van de opvolger achter te komen dat ik de CD na de eerste paar luisterbeurten nooit meer uit de kast heb getrokken. De plaat met de lange titel ontbeert bij nader inzien een eigen gezicht. Van ordinair jatwerk is geen sprake, maar de mosterd wordt overduidelijk bij Neurosis en Cult Of Luna gehaald. Ook op 'Silk Spiders Underwater...' zijn de Neurosis- en Cult Of Luna-vergelijkingen makkelijk te maken, maar toch tekent zich op deze plaat iets van een eigen gezicht af.

Hoewel qua productie geen wisseling van de wacht heeft plaatsgevonden, klinkt 'Silk Spiders Underwater...' veel beter dan zijn voorganger. Het geluid is wat cleaner (maar nog steeds behoorlijk sludgy) en vooral moddervet. Ook worden niet alle nummers tot epische lengte opgerekt, waardoor langdradigheid meestal wordt voorkomen.

Runaway Soul zorgt voor een slepende, langzaam opbouwende opening van het album. Het daaropvolgende Bleeding Island kent een strakke Gojira-riff, maar in tegenstelling tot de Fransen weten de Zwitsers een zekere losheid te bewaren. In Loom wordt voor het eerst gas teruggenomen, is de zang clean en ingehouden en is de spanning voelbaar, totdat na vijf minuten de ontlading komt en even later een flinke versnelling wordt ingeschakeld. Brick In The Sky, opgesierd met cellospel, bestaat uit rustige en harde maar slepende stukken. Ook hier kiest de band voor cleane zang. Mede door het lange (en langzame) outtro haalt Brick In The Sky wel flink de vaart en de spanning uit het album. Gelukkig brengt Discoloration weer leven in de brouwerij. Dit nummer kent weliswaar een ingetogen middenstuk, maar hier wordt de spanning vastgehouden. De uitbarsting die volgt is majestueus. Pas in het voorlaatste nummer, Swallow The Teeth, zijn de Neurosis-schreeuwvocalen terug, in een heavy en uptempo stuk. They Stay In Mirrors besluit het album op epische wijze.

Zatokrev weet op 'Silk Spiders Underwater...' de harde en de meer ingetogen passages over het algemeen goed te doseren. Toch is de plaat, die een uur en vijf minuten in beslag neemt, wat topzwaar, zodat in één ruk uitzitten best een opgave is. Ook heeft de plaat niet de impact die bijvoorbeeld 'Vertikal' van Cult Of Luna heeft, daarvoor zijn de riffs en de songstructuren net niet sterk genoeg. Toch zet Zatokrev een grote stap voorwaarts en bewijzen de Zwitsers bij vlagen ook buiten het Neurosis- en Cult Of Luna-idioom te kunnen opereren.

http://www.zatokrev.com/


 

zaterdag 23 mei 2015

Live: Evil Invaders & Deathisfaction

Willemeen, Arnhem

Vrijdag 22 mei 2015

 

Het Belgische Evil Invaders speelt speedmetal en staat daarbij met beide benen in de jaren tachtig. Op plaat overtuigt de band (zie hier) en in Willemeen geven de heren op vrijdagavond een zeer energieke show. Vanavond staan ook Deathisfaction en Skull Fist op het programma, maar de Canadezen moeten helaas verstek laten gaan.

Het Nijmeegse Deathisfaction opent met een loeiharde set, niet alleen omdat hun thrashmetal erg stevig uitpakt maar ook omdat het geluid oorverdovend hard staat. Te hard. Zanger/brulboei Jeremy speelde voorheen ook gitaar maar neemt nu alleen de vocalen voor zijn rekening. De muziek van Deathisfaction kent de nodige wendingen en dat pakt niet altijd goed uit. De op zich redelijke songs duren vaak te lang. Het adagium 'less = more' is aan de Nijmegenaren niet besteed. Verder plamuurt de drummer het geluid volledig dicht met zijn dubbele bassdrums. Toch zet de band een heel aardig optreden neer met hun krachtige thrashmetal met een flinke scheut hardcore (met name in de vocalen). En een band die eindigt met Motörheads Iron Fist heeft bij Op Duvel een streepje voor!

Evil Invaders zet vervolgens een optreden neer vol met old school speedmetal met alles erop en eraan. Dus ook alle clichés. Is dat erg? Helemaal niet! Alles klopt aan het concept van de Belgen: de muziek,  de gebaren, de kleding en de tomeloze energie. Vanaf opener Fast, Loud 'n' Rude is duidelijk dat de band er vol voor gaat. De vonken spatten van het podium en slaan ook over op het in redelijke getale opgekomen publiek. Op de voorste rij worden de teksten luidkeels meegezongen en er ontstaat regelmatig een kleine moshpit. Een enkeling waagt een stagedive, hoewel het aantal mensen dat vooraan staat niet zodanig groot is dat op een veilige landing te vertrouwen valt. 

Het geluid waarmee Evil Invaders het moet doen, is helaas niet al te best. De drums klinken erg luid ten opzichte van de andere instrumenten en daardoor komt met name het flitsende gitaarspel van beide gitaristen niet goed uit de verf. In hoogtepunt Stairway To Insanity klopt de mix wel eventjes, maar even later verzuipen de gitaren toch weer in de mix. De jaren tachtig speedmetal van het viertal kent voorts geen enkele verrassing, maar de goede uitstraling, de oprechtheid en de gedrevenheid van de band maken veel goed. Evil Invaders komt twee keer terug voor een toegift en bij Willemeen kunnen ze weer spreken van een geslaagde ouderwetse metalavond.

Evil Invaders speelt op 24 mei in NaxtStage te Almelo en op 17 juli in De Effenaar te Eindhoven. 

https://www.facebook.com/evilinvaders

http://deathisfaction.bandcamp.com/

https://www.facebook.com/Deathisfaction

http://www.willemeen.nl/

woensdag 20 mei 2015

Live: The Gories & Meat Wave

De Effenaar, Eindhoven

Dinsdag 19 mei 2015


The Gories, afkomstig uit Detroit, hebben bij garagerockliefhebbers een status om u tegen te zeggen. De band is opgericht in 1986 en na het uitbrengen van drie albums ontbonden in 1992, maar het reünievirus heeft ook The Gories te pakken gekregen. Na de reünietour die samen met The Oblivians werd ondernomen in 2009, doet het trio het op eigen kracht nogmaals in 2015, waarbij vanavond Eindhoven wordt aangedaan. De kleine zaal van De Effenaar is niet uitverkocht maar goed gevuld.

Als opwarmer krijgen we de garagepunk van Meat Wave voorgeschoteld. Dit drietal uit Chicago zet een korte en wisselvallige set neer. Het gitaarspel van Chris Sutter is ruw en hakkend, maar ook een beetje fantasieloos en hierdoor ontbeert een aantal in aanzet aardige liedjes de benodigde zeggingskracht. In een enkel snel nummer doet de band wat denken aan The Thermals, maar het merendeel van de songs wordt in midtempo gespeeld. De mensen in Eindhoven waarderen Meat Wave wel, al blijft het publiek op grote afstand van de band staan.

The Gories openen met Hey Hey, We're The Gories en de toon is meteen gezet: dit wordt een avond met een portie heerlijke garagebluespunkrock'n'roll. Wel een korte avond trouwens, want het optreden duurt ongeveer een uur. Het instrumentarium is beperkt tot het hoogst noodzakelijke: twee gitaren en een drumstel bestaande uit twee trommels met op een daarvan een tamboerijn. Meer heeft de primitieve en trashy muziek van The Gories niet nodig.


Opvallend is de stoïcijnse Peg O'Neill, die zich echt alleen maar beperkt tot basic drumslagen, allemaal in twee- of vierkwartsmaat. De gitaren van Mick Collins en Danny Kroha doen het werk, waarbij Collins alle solo's voor zijn rekening neemt en Kroha de wat zwaardere partijen speelt zodat een basgitaar niet gemist wordt. De garagerockpareltjes, waarin ook de geest van John Lee Hooker rondwaart, rijgen zich aaneen. Steeds als de gedachte op dreigt te komen dat het allemaal wel veel op elkaar lijkt, komt de band net even anders uit de hoek, met een ander gitaarloopje, een Bo Diddley-shuffle of een bak gitaarnoise (in de Suicide-cover Ghostrider).  Af en toe lijkt het wel of het trio nog niet helemaal goed op elkaar is ingespeeld en het dak gaat er ook niet echt af in De Effenaar, maar dat zijn slechts kleine kanttekeningen. The Gories zijn gewoon dé garagerockband van eind jaren tachtig, begin jaren negentig, en hun rudimentaire, goudeerlijke muziek overtuigt in 2015 nog steeds.

 
https://www.facebook.com/pages/The-Gories-official/274813555900045

http://www.effenaar.nl/


maandag 18 mei 2015

Vuige garagerock op tweede EP van The Scrap Dealers

The Scrap Dealers - The Scrap Dealers

Jaune Orange, 2014


De tweede EP van het uit Luik afkomstige vijftal The Scrap Dealers is al verschenen in november 2014, maar is op 24 april 2015 (opnieuw) op vinyl uitgebracht door het Jaune Orange-label. Terecht, want de garagerock van de Walen is de moeite van het beluisteren meer dan waard.

'The Scrap Dealers' telt zeven titels, maar er staan acht nummers op de plaat. Na de zevende track volgt nog een titelloze bonustrack, die de plaat ter afsluiting in wat rustiger vaarwater brengt. Detoneren doet dit lied met zachte gitaren, tamboerijn en ingehouden zang echter niet; het is juist welkom na de enerverende garagerock in het kleine half uur eraan voorafgaand. 

De twee nummers waarmee de LP opent, No Sense In Your Eyes en I'm So Proud, zetten op energieke wijze de toon. Het geluid van de band is gruizig en de songs zijn gebaseerd op doorlopende, stuwende riffs en opzwepend gitaarwerk, soms neigend naar psychedelische rock. De zang is wat vervormd en een tikje eentonig (en dat blijft de hele plaat zo) maar past goed bij de muziek.  

Na de twee ferme openers is het daaropvolgende Evil Ride toch even schrikken, omdat dit nummer minder ruig en zelfs enigszins lichtvoetig klinkt. Eenmaal van de schrik bekomen blijkt Evil Ride toch doel te treffen, door een mooi jengelende gitaar en een sterke melodie. In For Another Day gaat het tempo wat naar beneden en wordt een jaren negentig-sfeer gecreëerd dankzij een duidelijke shoegaze-melodie. Het knappe is dat de iets minder energieke tracks niet ten koste gaan van de herkenbaarheid van de plaat maar binnen de beperkte bandbreedte waarin The Scrap Dealers opereert voor de broodnodige variatie zorgen.

Kant B van de LP heeft alle ingrediënten die kant A zo boeiend maken, de verrassing is er alleen wat af. Zo was het me bijna ontgaan dat dat ook I Need You Tonight barst van de energie en gebaseerd is op een stuwende riff. Snelste en kortste nummer op de plaat is Step Brother: garage punk in optima forma. De minst opvallende track van de EP is het daaropvolgende If I Were Your Only Son omdat melodie en riff net iets minder urgent klinken dan op de voorgaande zes nummers.

'The Scrap Dealers' is zo'n plaat die overal en ook weer nergens op lijkt. Een echt onuitwisbare indruk achterlaten doet het allemaal nog niet, maar voor een potje vuige garagerock ben je bij The Scrap Dealers aan het juiste adres. Een groeiplaat is 'The Scrap Dealers' evenmin, maar dat hoeft ook niet, het is zo al lekker en er valt genoeg te beleven om deze plaat nog vaak uit de kast te trekken. Benieuwd naar hoe dit live klinkt!

The Scrap Dealers spelen op 25 juli tijdens de Zwarte Cross te Lichtenvoorde en op 6 september tijdens het Bruis Festival te Maastricht.

https://thescrapdealers.bandcamp.com/

https://fr-fr.facebook.com/TheScrapDealers



zondag 17 mei 2015

Live: Monomyth & Raketkanon

Gigant, Apeldoorn

Vrijdag 15 mei 2015

 

Gigant in Apeldoorn pakt op vrijdagavond uit met een dubbelconcert met twee bands die muzikaal niet zoveel met elkaar te maken hebben. Raketkanon is theatraal en explosief; Monomyth is statisch en moet het juist van de lange adem hebben. Toch blijkt de combinatie te werken, al zullen we nooit weten of dat ook het geval zou zijn geweest als Monomyth het spits had afgebeten in plaats van Raketkanon.

Dat Raketkanon binnen is, dat zullen we weten. Ik heb zelden een zo provocatief zootje ongeregeld aan het werk gezien. De blikken van de bandleden spreken boekdelen: hier staat een band die niet van plan is het publiek met rust te laten. Op de eerste rij worden we nog wel vriendelijk, met een handdruk, welkom geheten door drummer Pieter de Wilde. Al vrij snel nadat het kabaal van Raketkanon is losgebarsten, springt zanger Pieter-Paul Devos van het podium af om vlak voor het publiek zijn kunsten te vertonen. Als hij zegt dat het publiek één kans krijgt om verder naar voren te komen omdat hij anders naar het publiek toe komt, werkt dat nog ook. Later loopt hij tussen de gelaten toekijkende mensen door, zachtjes zingend, om plots recht in iemands gezicht te schreeuwen. De drummer heeft kennelijk zin om te zoenen, want hij pakt een mannelijke toeschouwer recht op zijn mond. Gitarist Jef Verbeeck spreekt ons wel even aardig toe en zegt dat de band het op prijs stelt dat we zijn gekomen. Daarna volgt echter: 'Behalve jij'. Devos vervolgt: 'En jij. En jij. En jij. En jij.' Sommige nummers worden kort nadat ze zijn ingezet weer afgebroken en je hebt het idee dat het expres gebeurt, om te pesten. Je krijgt in ieder geval niet het idee dat het de band interesseert dat het fout gaat. Als toeschouwer weet je eigenlijk steeds niet of je met rust gelaten zult worden of niet en daardoor ontstaat een wat ongemakkelijk, onbehaaglijk gevoel, wat natuurlijk precies de bedoeling is van de mannen die Raketkanon heten.




Werd er ook nog gemusiceerd door de heren? Ja, nou en of. Raketkanon vuurt het ene na het andere zware en felle salvo het publiek in. De muziek wordt aangedreven door drummer De Wilde, gestuwd door de synth van Lode Vlaeminck en van buskruit voorzien door gitarist Verbeeck. Zanger Devos komt bijna niet boven de instrumenten uit, maar storen doet dat niet. Het van effecten voorziene gezang/geschreeuw/gefluister/gemurmel/gekrijs is ook op plaat onverstaanbaar en fungeert gewoon als vierde instrument en dat past goed bij de harde noiserock van de Belgen. Er wordt geput uit beide platen van de band, waarbij opvalt dat live bij de nummers van 'RKTKN#2' de gitaar wat meer en de synth wat minder prominent aanwezig is dan op het album. Overigens wordt niet alleen maar keihard uitgehaald; in nummers als Elisa wordt ook spanning opgebouwd. Als de band het na een uur voor gezien houdt, is duidelijk dat Raketkanon met hun arrogante, provocatieve houding wegkomt en een steengoed optreden neerzet dat menigeen zich nog lang zal heugen.

Monomyth is van een geheel andere orde. Deze band speelt een combinatie van krautrock. stonerrock en spacerock. Ik zag het vijftal al een aantal malen en steeds zeer overtuigend aan het werk. De lange, repetitieve stukken missen hun uitwerking niet: voor je het weet verkeer je in een heerlijke flow die door de muziek wordt opgewekt. Het is muziek waar je lekker in kunt gaan 'hangen'. Elk stuk werkt langzaam maar gestaag naar een climax toe, soms gebeurt dat binnen een nummer een paar keer, en steeds is het dan ongenadig raak. Dat de muzikanten van Monomyth al spelend geen moment van hun plaats op het podium wijken is geen probleem, want de concentratie waarmee wordt gemusiceerd is boeiend genoeg om naar te kijken en de rook- en lichteffecten (veel stroboscoop) doen de rest.




Toch is het optreden in Apeldoorn niet het sterkste optreden dat ik van Monomyth heb gezien. Dat komt vooral doordat in het begin het geluid nog niet goed staat afgesteld. De bas van Selwyn Slop is veel te prominent aanwezig, overheerst het geheel, en vooral het gitaarspel van Thomas van den Reydt komt daardoor aanvankelijk wat minder goed uit de verf. Synthspeler Tjerk Stoop is kennelijk ook niet tevreden over het geluid, want tijdens opener Surface Crawler loopt hij van achter zijn instrument vandaan naar de geluidsman toe. Dan blijkt dat zijn bijdrage aan het geluid van Monomyth essentieel is; de band klinkt een stuk kaler zonder synth. Na het tweede stuk (het ondanks het niet ideale geluid weer prachtige Vanderwaalskrachten) is het probleem opgelost en is het genieten als vanouds. Wel valt op dat drummer Sander Evers steeds met dezelfde drumslagen de climax inluidt, maar voorspelbaarheid is bij Monomyth geen zwakte maar een kracht. De band gaat helemaal loos in The Groom Lake Engine. Zoals steeds wordt het optreden afgesloten met het lange 6EQUJ5, het laatste stuk op 'Further', de tweede en laatste plaat van Monomyth. Ik ben voorbereid op een geweldige apotheose en die komt er ook. Ik ben benieuwd of de band ooit nog voor een andere afsluiter zal kiezen, want 6EQUJ5 is als slot gewoon perfect.

Het is klaar voor vanavond en het is goed zo. Na afloop begeef ik me nog even naar de merchandise, waar de grappen van Raketkanon gewoon doorgaan. Behalve CD's, LP's, T-shirts en tassen, wordt me ook de zanger van Raketkanon te koop aangeboden. Ik sla het aanbod vriendelijk af, want ik wil hem graag nog eens aan het werk zien, evenals de rest van de band. En evenals Monomyth uiteraard.

Monomyth is nog te zien en te horen op 30 mei in 't Ukien te Kampen en op 6 juni tijdens Kaderock in en rondom Musicon te Den Haag.
Raketkanon speelt op 29 mei tijdens het Sniester Festival in het Paard van Troje te Den Haag, op 5 juni in De Nieuwe Nor te Heerlen en op 4 juli tijdens Conincx Pop te Elsloo.


http://www.raketkanon.com/

http://www.monomyththeband.com/

http://www.gigant.nl/podium/

woensdag 13 mei 2015

Organisch en robuust mengsel van metal en jazz

John Zorn - Simulacrum

Tzadik, 2015



'The most extreme organ trio ever', zo wordt John Zorns orgeltrio door zijn eigen label Tzadik bestempeld. Het valt nog te bezien, maar het trio bestaande uit John Medeski (orgel), Matt Hollenberg (gitaar) en Kenny Grohowski (drums) trekt wel flink van leer op 'Simulacrum'.

John Zorn speelt zelf niet op dit album, maar alle stukken op 'Simulacrum' zijn door hem gecomponeerd, gearrangeerd en gedirigeerd, dus de muziek draagt ontegenzeglijk zijn stempel. John Medeski is uiteraard de organist van Medeski, Martin & Wood. Hij is de laatste jaren een regelmatig terugkerende gast op platen van John Zorn. Matt Hollenberg is gitarist van de avant-garde metalband Cleric en Kenny Grohowski is als drummer thuis in vele genres, waaronder jazz, latin en rock. Grohowski is geen typische metaldrummer. Op 'Simulacrum' dus geen loodzware bassdrums of blastbeats. De muziek klinkt daardoor niet dichtgeplamuurd maar helder en open, waardoor de orgel- en gitaarpartijen goed naar voren komen. En John Zorn zou natuurlijk John Zorn niet zijn als hij niet een paar genres mixt. 

Zo valt opener The Illusionist na een onstuimige vijf metalminuten ineens terug naar free jazz-territorium, om van daaruit weer te bouwen naar ruige metal. Dat gebeurt een paar minuten later nogmaals, waarbij ook razendsnel in tempo en van genre wordt gewisseld, alsof Naked City aan het werk is. Werd de track tot nu door Hollenberg gedomineerd, hier neemt Medeski's orgel het heft in handen. Dat laat Hollenberg niet op zich zitten en zo wisselen de beide muzikanten stuivertje in een tot aan de finale flitsend stuk.

Marmareth is gebaseerd op een gitaarriff waar menige doom- of powermetalband jaloers op zou zijn. De solopartijen zijn hier uitsluitend voor Medeski, die voor een bluesy touch zorgt. Met zijn onregelmatige ritme is Snakes and Ladders het meest verrassende stuk op de plaat, vooral dankzij drummer Grohowski die zich op free jazz-, metal- en noise-terrein in gelijke mate thuis lijkt te voelen. Hollenberg en Medeski zijn weer volledig aan elkaar gewaagd. Na het korte Alterities begint Paradigm Shift met een verstild klinkend orgel, gevolgd door een heftige metaltrack op een tegendraads ritme. 

En dan is er nog de lange afsluiter The Divine Comedy. In het begin wordt de John Zorn kenmerkende snelle stop-motion techniek onderbroken door een traag ritme in metalstijl. Vervolgens wisselen metal en jazz elkaar af, waarbij de jazz deze keer de overhand heeft. Het is knap dat het stuk toch organisch blijft klinken, zoals de hele CD ondanks de vele wisselingen in tempo, ritme en genre opvallend coherent uitpakt.

John Zorns productiviteit kent geen grenzen, evenals zijn output op CD en de genres waarbinnen hij zich beweegt. Wat bijna geen grenzen kent, is Zorns neiging om zijn muziek helemaal uit te melken. Zodra de man een nieuwe muzikale vondst heeft gedaan, kun je er gif op innemen dat nog een flink aantal platen met dezelfde soort muziek gaat verschijnen. Van dit orgeltrio is inmiddels een tweede CD opgenomen en een derde geschreven. Als die albums van hetzelfde niveau zijn als 'Simulacrum', hoor je mij niet klagen.

http://www.tzadik.com/ 


 

zondag 10 mei 2015

Compromisloze freejazz biedt ook ruimte voor verfijning

Cactus Truck - Are You FREE?

BeCoq, 2015

 


Niet al te lang na hun vorige schijf 'Seizures Palace' komt Cactus Truck met 'Are You FREE?', uitgebracht door het Franse BeCoq-label. De live-opnames zijn op 10 oktober 2014 gemaakt tijdens het Are You FREE? Music Festival in Dunajská Streda, Slowakije. Tussendoor kwam ook nog The New Wave Of Dutch Heavy Jazz uit, waarop Cactus Truck is te horen naast Albatre, Donné et Desirée en Dead Neanderthals. Dat de Nederlandse Heavy Jazz-scene springlevend is, bewijst Cactus Truck met hun nieuwe CD.

Cactus Truck staat voor zeer intense en opwindende jazz, beïnvloed door Albert Ayler, Charles Gayle en Peter Brötzmann, maar ook door noise, no-wave en punk. Het trio heeft niet voor niets in het voorprogramma gestaan van The Ex en samengewerkt met vrije impro-kanjers als trombonist Jeb Bishop en de inmiddels overleden trompettist Roy Campbell (beiden te horen op 'Live in USA', een indringende weergave van een uitgebreide tournee door de Verenigde Staten, eind 2012).

Op 'Are You FREE?' bewijst Cactus Truck dat het ook in staat is uit een iets minder heftig vaatje te tappen, overigens zonder dat ook maar iets van de dit trio kenmerkende  intensiteit verloren gaat. Opener Are is Cactus Truck zoals we het trio kennen en graag horen: de gierende saxofoon van John Dikeman, de rommelende en  rollende bas van Jasper Stadhouders en de chaotisch razende drums van Onno Govaert. De elf minuten kabaal van de opener zijn krachtig, maar wie goed luistert hoort dat daarbinnen ook ruimte is voor muzikale verfijning. Beste voorbeeld hiervan is het het samenspel van Stadhouders en Govaert als het stuk een dikke zes minuten onderweg is.

Met ruim eenentwintig minuten is You het langste en meest in het oog springende stuk van de plaat, beginnend met een drie minuten durende saxofoonsolo van Dikeman, waarin hij toont dat hij niet alleen de longen uit zijn lijf kan blazen, maar dat hij ook een verfijnd gevoel voor melodie heeft en ronduit mooie passages speelt. Daarna is Stadhouders aan de beurt voor zijn solo op gitaar. Ook hij kiest niet voor bruut geweld, maar brengt een rinkelende, wat rammelende solo die boeit van begin tot eind. Hierna wordt door het trio niet de geweldige optater toegediend die je zou verwachten; die komt later pas en daar wordt langzaam en bijna ongemerkt naar toegewerkt. De gitaar van Stadhouders klinkt weergaloos en vormt een fantastisch evenwicht voor de sax-uithalen van Dikeman. Voor het drumspel van Govaert kom je bijna oren tekort: het rammelt, het klettert, het ontregelt en het is chaotisch, zonder dat je ook maar een moment het gevoel hebt dat de controle wordt verloren.  Iets over de helft van You krijgt Govaert zijn solospot, waar door Stadhouders een soort drone overheen wordt gelegd.

De traditie van ultrakorte nummers wordt op 'Are You FREE?' voortgezet in afsluiter FREE?: gedurende zestien seconden gaan alle remmen los.

Als 'Are You FREE?' iets aantoont, is het dat Cactus Truck in staat is om intense, noisy jazz te maken, maar ook inventief met de mogelijkheden omgaat. Verfijning en bruut geweld kúnnen samengaan, zonder dat aan het compromisloze karakter van de muziek iets wordt afgedaan. Het levert een enerverende vrije improvisatieplaat op die nog lang nazindert.

https://becoq.bandcamp.com/album/are-you-free

http://www.doek.org/project/cactus-truck/





vrijdag 8 mei 2015

Kwartet Harris Eisenstadt omzeilt valkuilen kamerjazz

Harris Eisenstadt - Golden State II

Songlines, 2015


De Canadese slagwerker Harris Eisenstadt komt voor de tweede maal met een CD van zijn kamerjazzensemble, al kent het ensemble een iets gewijzigde samenstelling. 'Golden State II' is opgenomen tijdens het Vancouver International Jazz Festival op 28 juni 2014. Fluitiste Nicole Mitchell was niet in staat om in de zomer van 2014 aan de Canadese festivals deel te nemen en zij wordt op deze plaat vervangen door rietblazer Michael Moore, die zich hier beperkt tot klarinet. Verder bestaat het kwartet uit Mark Dresser op contrabas en Eisenstadts echtgenote Sara Schoenbeck op fagot.

Op slechte momenten kan kamerjazz nogal afstandelijk en futloos klinken en fungeert het ongewild als muzikaal behang. De muziek is zacht, wordt in een laag tempo gespeeld en de improvisaties missen een punch en lijken nergens naartoe te gaan. Het ensemble van Harris Eisenstadt waakt hier gelukkig voor. De muziek is weliswaar bedachtzaam maar ook smaakvol en gefocust in het samenspel én in de solo's van de vier muzikanten. Bovendien kent de plaat naast ingetogen spel ook zeker energieke passages.

Eisenstadt is hier voor een groot deel zelf verantwoordelijk voor. Sowieso zijn de composities van zijn hand, maar ook is zijn drumstijl inventief, gevarieerd en temperamentvol. Met name de bekkens en snaredrum zijn prominent in de muziek aanwezig. Voorts is Mark Dresser een voortreffelijk bassist. Zijn klank is vol, rond, diep en warm. In de solo waarmee A Kind Of Resigned Indignation begint laat hij zijn contrabas bijna als een cello klinken.

Michael Moore is een pure muzikant die geen krachtpatserij of showmanschap nodig heeft om te schitteren. Ook op 'Golden State II' doet hij dat door zijn melodieuze, lyrische klarinetspel, dat soms bijna eenvoudig klinkt maar het niet is. Zijn solo in het meest doortastende stuk van de plaat, Agency, is verrukkelijk. Sarah Schoenbeck valt alleen al op doordat zij fagot speelt, een instrument dat je in de jazz niet vaak tegenkomt. Merkwaardigerwijs valt haar spel in eerste instantie helemaal niet zo op. De diepte van het instrument wordt niet optimaal benut en de fagot klinkt minder uitgesproken dan verwacht en gehoopt. Op veel momenten klinkt de fagot bijna als een saxofoon, zeker wanneer unisono met de klarinet wordt gespeeld. Maar ook Schoenbeck kent haar glorieuze momenten op dit album, in haar solo in A Kind Of Resigned Indignation en vooral in het afsluitende Gleaning. Haar interactie met Moore is soms van grote schoonheid. Toch zou ik de fagot ook wel eens in een extremere context willen horen.

'Golden State II' biedt meer variatie dan de gemiddelde kamerjazzplaat doordat in tempo wordt gevarieerd, de dynamiek van het ensemble goed wordt benut en het spel levendig wordt gehouden. Het gezelschap maakt niet het soort muziek dat je omver blaast, maar de kwaliteit van het gebodene zorgt ervoor dat het ook geen moment verveelt.

http://www.harriseisenstadt.com/

http://songlines.com/release/golden-state-ii/

In onderstaand YouTube-filmpje speelt niet Mark Dresser maar Pascal Niggenkemper bas.

woensdag 6 mei 2015

Een muzikale kruisbestuiving die blijft fascineren

Zun Zun Egui - Shackles' Gift

Bella Union, 2015


Zun Zun Egui komt uit het Engelse Bristol maar daarmee is niet het hele verhaal verteld. Gitarist/zanger Kushal Gaya komt oorspronkelijk uit Mauritius en toetsenist Yoshino Shigihara is afkomstig uit Japan. Nadat zij beiden in Groot-Brittannië zijn gaan wonen is in 2008 Zun Zun Egui geformeerd. Met name de muziek uit Mauritius is terug te horen in het geluid van de band. Na het debuut 'Katang' uit 2011 is 'Shackles' Gift' de tweede langspeler van Zun Zun Zun Egui. De plaat is al even uit (sinds eind januari) maar is te bijzonder om onbesproken te laten.

Het is eenvoudig om op de muziek die Zun Zun Egui maakt het etiket 'wereldmuziek' te plakken. Het gaat immers om een bonte mix van stijlen, waarbij vooral het gebruik van Afrikaanse ritmes opvalt. De eerste andere groep die bij me opkomt bij beluistering van 'Shackles' Gift' is The Ex. Niet dat Zun Zun Egui qua sound op de Nederlandse band lijkt, maar ook The Ex maakt - zeker op hun latere albums - gebruik van Afrikaanse ritmiek. Ook Talking Heads is een invloed omdat ook die band tribale ritmes niet schuwde. Het is niet verwonderlijk dat Zun Zun Egui is uitgenodigd om later dit jaar op David Byrnes Meltdown festival te komen spelen.

Maar er is meer. Zoals de polyritmiek in de uitbundige opener Rigid Man, de seggae (de Mauritiaanse kruising tussen het inheemse sega en reggae) en soul in Soul Scratch, de zware groove in Tickle The Line, het opzwepende gitaarloopje en Talking Heads-refrein in African Tree, de Afrikaanse percussie in Ruby en de dissonante gitaar in I Want You To Know. De laatste track rockt behoorlijk en qua melodie valt een vleugje Queens Of The Stone Age te bespeuren. Probeer trouwens eens stil te staan op het ritme van Late Bloomer. Dat gaat niet! Binnen de verschillende nummers zijn verder invloeden uit post-punk, jazz, fusion en funk te bespeuren. Zun Zun Egui brengt een allegaartje aan stijlen dat zeer aanstekelijk en opzwepend werkt. De plaat besluit met het minder uitbundige maar hypnotiserende City Thunder, met de repeterende zinnen 'Sometimes I worry I left my country / Sometimes I Worry I'll go back no more'.

Valt er ook wat te klagen over 'Shackles' Gift'? Een klein beetje. Persoonlijk vind ik de zang in Soul Scratch wat te zeurderig. Sowieso zijn bij eerste beluistering niet alle melodieën even pakkend, daar moet je even moeite voor doen. Vooral ritmisch maakt de plaat veel indruk. Zun Zun Egui weet een grote hoeveelheid invloeden te smeden tot een herkenbare eigen stijl, schuwt het experiment niet en is bovendien niet bang om hier en daar stevig uit te pakken. 'Shackles' Gift' bulkt van de ideeën, zit knap in elkaar, is dansbaar en toch tegendraads. Een prachtige muzikale kruisbestuiving die blijft fascineren.

Zun Zun Egui speelt op 12 juni in Vera te Groningen.

http://zunzunegui.org/


dinsdag 5 mei 2015

Zinnenprikkelende lo-fi indierock van Speedy Ortiz

Speedy Ortiz - Foil Deer

Carpark Records, 2015


In de jaren negentig was ik helemaal weg van lo-fi indierock zoals die werd gemaakt door bands als Pavement, Sebadoh en Dinosaur Jr. Als je aan deze namen The Breeders, Helium en Hole toevoegt krijg je een goed idee van waar Speedy Ortiz (uit Northampton, Massachusetts) voor staat: lo-fi indierock op z'n nineties. En daar is helemaal niets mis mee als je het mij vraagt.

Nu leven we wel in 2015 en dat betekent dat Speedy Ortiz niet zo lo-fi klinkt als veel bands in de jaren negentig. Dat wil echter niet zeggen dat voor een clean geluid is gekozen. Integendeel: de gitaren gieren, schuren en schoppen herrie. Toch is dat allemaal verpakt in toegankelijke liedjes. Dat komt deels door het stemgeluid van boegbeeld Sadie Dupuis. Dupuis is geen wereldzangeres maar zij heeft wel een zeer aangename en voldoende herkenbare stem die goed past bij de muziek. 

Na het intro Good Neck trapt 'Foil Deer' pas echt af met Raising The Skate, een nummer dat klinkt als The Breeders in topvorm. Nu klonken The Breeders nooit een heel album lang geïnspireerd, maar Speedy Ortiz doet dat op hun derde album zeker wel. The Graduates kent geen al te simpele maar wel pakkende melodie die al een hele tijd in mijn hoofd blijft hangen. Het langzame Zig begint bijna als een folksong maar gaat al snel over in onvervalste indierock met stemmingswisselingen. Dot X lijkt een rustig liedje, maar ook hier bedriegt de schijn: de gitaren zorgen voor de broodnodige scherpe randjes. Het dansbare ritme van Puffer is onweerstaanbaar. Dupuis haalt stevig uit in het refrein van Homonovus en in het refrein van My Dead Girl klinkt ze juist subtiel (en meerstemmig). De gitaren doen ook hier hun ontregelende werk, maar toch komt My Dead Girl het dichtst bij een pure indiepopsong. In het daaropvolgende Ginger, met zijn heerlijk botsende, dissonante en noisy gitaren, prevaleert de rock weer. Op afsluiter Dvrk Wvrld zou Stephen Malkmus jaloers kunnen zijn; het is een stekelige maar melodieuze gitaarparel in de beste Pavement-traditie.

En zo kan ik nog wel even doorgaan. 'Foil Deer' kent geen echte minpunten maar louter mooie, stekelige maar toch toegankelijke liedjes. Bovendien kent de plaat voldoende variatie in tempo en stemming, waardoor het geheel niet te eenvormig klinkt. Het is natuurlijk allemaal verre van origineel, maar het is lang geleden dat ik zo'n heerlijk zinnenprikkelende indierock heb gehoord. Het is de vraag of de plaat de tand des tijds zal doorstaan, maar voorlopig kan ik er geen genoeg van krijgen.

Speedy Ortiz is in het najaar van 2015 in Nederland en speelt op 27 oktober in Bitterzoet te Amsterdam en op 28 oktober in Merleyn te Nijmegen.

http://speedyortiz.com/

http://carparkrecords.com/artists/speedy-ortiz-4/


zondag 3 mei 2015

De wilde haren definitief verloren

Tocotronic - Das Rote Album

Vertigo, 2015 


Ik houd van de Duitse taal en van prikkelende (indie)gitaarrock, en ik heb daarom een zwak voor Tocotronic. Deze band uit Hamburg bestaat al sinds 1993 en sinds het debuut 'Digital Ist Besser' uit 1995 heeft Tocotronic met regelmaat gitaarpareltjes op de markt gebracht, aanvankelijk als trio maar sinds 2004 als kwartet. Niet dat alle albums even goed waren, maar iedere nieuwe plaat van de groep bevatte een aantal bovengemiddeld goede songs met fraai gitaarwerk. Aanvankelijk speelde Tocotronic Pavement-achtige gitaarrock afgewisseld met korte punkexplosies, maar gaandeweg is het geluid van de Duitsers netter geworden, zonder aan kracht in te boeten. Tekstueel verschoof zanger Dirk von Lowtzow van sarcastisch en komisch naar meer diepzinnig.  Vooral 'Kapitulation', uit 2007, mag een hoogtepunt in het oeuvre van de band worden genoemd.

Op 'Wie Wir Leben Wollen', de vorige plaat van Tocotronic, werden de zaken anders aangepakt. De band ging voor het eerst in zee met producer Moses Schneider en dat betekende een duidelijke verschuiving in het geluid van indierock naar indiepop. De gitaren werden verder naar achteren gemixt en de zang van Dirk von Lowtzow werd nog belangrijker. De plaat bevatte gelukkig nog wel een paar scherpe randjes, maar minder dan voorheen.

'Das Rote Album' is wederom geproduceerd door Moses Schneider en de lijn van de meer popgerichte aanpak wordt verder doorgetrokken. Het resultaat valt helaas niet mee. Ik was al enigszins verontrust door de vooruitgesnelde single Die Erwachsenen, een popsong met een New Order/The Cure-achtige sound die niet past bij Tocotronic en een tekst die me nogal irriteert. Moet Van Lowtzow, inmiddels toch al 44 jaar oud, nu echt zingen vanuit het perspectief van puberende tieners? Bij beluistering van de hele cd moet ik concluderen dat Die Erwachsenen nog een van de betere nummers is. Het album wordt overheerst door draken van popliedjes als Chaos, Haft, Solidarität, Spiralen en Diese Nacht. Na het laatste nummer volgt nog een mystery track die het niet veel beter maakt. Het is niet dat de band ongeïnspireerd klinkt, maar vooral soft, netjes en braaf. Het 'rood' uit de albumtitel schijnt voor 'liefde' te staan, maar tekstueel heeft het rode album van Tocotronic niet veel meer te bieden dan wat quasi filosofische overpeinzingen op rijm. Ook na meerdere draaibeurten kan ik er niet meer van maken.

Zijn er dan geen leuke liedjes te vinden op 'Das Rote Album'? Jawel, eentje. Ich Öffne Mich, het tweede nummer op het album, is een verdomd mooi popliedje, vooral door hoe het nummer geïnstrumenteerd is. Er gebeurt steeds iets, waardoor het lied moeiteloos vijf minuten lang mijn aandacht vasthoudt. Met een beetje goede wil kunnen Zucker en Die Erwachsenen er ook nog wel mee door, maar het is echt veel te weinig om de plaat te kunnen redden.

Tocotronic heeft ervoor gekozen om keurige, ongevaarlijke popmuziek te maken en dat vind ik moeilijk te verteren. De wilde jaren van de band zijn definitief verleden tijd. Ik begrijp best dat de band zich wil ontwikkelen, maar met deze verzameling brave liedjes is Tocotronic wat mij betreft een totaal verkeerde weg ingeslagen. Ik vrees ook dat het niet meer goed komt.

http://www.tocotronic.de/ 


vrijdag 1 mei 2015

Live: Drivin' n' Cryin'

Merleyn, Nijmegen

Donderdag 30 april 2015


Het moet begin jaren negentig zijn geweest dat ik Drivin' n' Cryin' voor het laatst heb gezien. Dat was in de grote zaal van het oude Doornroosje in Nijmegen. Anno 2015 staat het viertal in het veel kleinere Merleyn, maar gelukkig is de zaal goed gevuld.

Eigenlijk is de muziek die Drivin' n' Cryin' maakt niet zo heel bijzonder. De band speelt (hard)rock en daarnaast heeft de band een duidelijke country- en folkinslag. Misschien is het de combinatie die het 'em doet. Eind jaren tachtig en begin jaren negentig bracht het gezelschap uit Atlanta, Georgia, een aantal sterke platen uit. Op 'Whisper Tames The Lion' en 'Mystery Road' kwamen beide gezichten van Drivin' n' Cryin' goed naar voren. Opvolger 'Fly Me Courageous' focuste meer op de rockkant. Die lijn werd verder doorgetrokken op 'Smoke', maar die plaat was nogal teleurstellend omdat het hardere geluid niet werd vergezeld van goede songs. Daarna ben ik de band een beetje uit het oog verloren, maar vanavond is het tijd voor een hernieuwde kennismaking.


Frontman Kevn Kinney is duidelijk ouder geworden en er zijn wat kilootjes bijgekomen, maar er zit nog geen sleet op zijn stem. In opener Let's Go Dancing blijkt die stem nog niet helemaal opgewarmd, maar het wordt snel beter. Kinney is goedgehumeurd, maakt grappen en vertelt anekdotes (zo weten we nu dat hij een kleindochter heeft). Hij is duidelijk in zijn nopjes met zijn gitarist, Warner E. Hodges van Jason & The Scorchers. Hodges soleert er gedurende het hele optreden op los, lacht veel en blijkt ook een echte showman.

Het duurt wel even voordat het optreden echt goed op gang komt. Het begin is vrij rustig, veelal in hetzelfde tempo, en niet alle nummers zijn even sterk. Pas als Kevn Kinney de akoestische gitaar verruilt voor een elektrische, komt het zaakje goed los. Dan is het ook meteen goed raak, met Honeysuckle Blue, een van de allermooiste liedjes van Drivin' n' Cryin' (afkomstig van 'Mystery Road'). Vervolgens wordt een optreden neergezet dat je gemakshalve zou kunnen afdoen als een gedegen rockshow, maar door de kwaliteit van de liedjes is het meer dan dat. Hodges zingt een nummer van zijn laatste soloplaat en de band speelt ook Absolutely Sweet Marie, een nummer van Bob Dylan, maar ook te vinden op de EP 'Fervor' van Jason & The Scorchers. De uitvoering van Fly Me Courageous is prachtig. Tegen het einde van het concert komt de akoestische gitaar weer voor de dag, maar met veel betere resultaten dan aan het begin. In het lange A Good Country Mile, titelstuk van de laatste soloplaat van Kevn Kinney, krijgt de band de zaal stil met a capella zang en bij het refrein van Straight To Hell is het gewoon moeilijk om níet mee te zingen.


Na bijna twee uur is het concert afgelopen, maar het had best nog een uur mogen duren. Persoonlijk miste ik wat nummers van 'Whisper Tames The Lion' (ik had de band graag Catch The Wind of Check Your Tears At The Door horen spelen), maar je kunt niet alles hebben. Drivin' n' Cryin' heeft duidelijk veel plezier in het spelen en levert een puik optreden af dat de vergelijking met de hoogtijdagen van de band makkelijk doorstaat. 

Drivin' n' Cryin' speelt op 1 mei in Het Huis Verloren te Hoorn (uitverkocht) en op 2 mei tijdens de Rhythm & Blues Night in de Oosterpoort te Groningen. 

http://www.drivinncryin.com/ 

http://www.doornroosje.nl/