donderdag 29 oktober 2015

Live: Speedy Ortiz

Merleyn, Nijmegen

Woensdag 28 oktober 2015

 

In een gesprek over Speedy Ortiz valt vroeg of laat de naam Pavement. Niet alleen maakte zangeres/gitariste Sadie Dupuis ooit deel uit van een all-women Pavement-coverband (Babement), ook is de muziek die Speedy Ortiz maakt hoorbaar beïnvloed door Stephen Malkmus en consorten. The Breeders is een andere duidelijke invloed en de kruising tussen beide invloeden levert prettig stekelige liedjes op. 

Fijn dus dat Speedy Ortiz Nederland aandoet en vanavond in Merleyn optreedt. Aangekondigd is dat Trust Fund het voorprogramma zal verzorgen, maar dat gaat om de een of andere reden niet door. De band uit Northampton, Massachusetts, staat er dus alleen voor en moet het doen met zo'n veertig toehoorders. Nu is de muziek die Speedy Ortiz maakt niet echt meer van deze tijd. De band is duidelijk in de jaren negentig blijven hangen, waarin lof-fi en indierock op wat grotere schaal gewaardeerd werden. Het doet aan de kwaliteit van de liedjes niet af, zo blijkt ook vanavond.


Drie albums heeft het viertal op zijn naam staan, waarvan de laatste, 'Foil Deer' het beste is. Logisch dus dat van dat album veel wordt gespeeld. Een show hoef je bij Speedy Ortiz niet te verwachten: de band brengt de liedjes en dat is dat. De presentatie is aanvankelijk zelfs schuchter en de bandleden met microfoon (Dupuis en drummer Mike Falcone) weten niet zo goed wat te zeggen tussen de nummers door. Vaak wordt een nummer direct na het vorige ingezet, dan hoeft er ook niet te worden gepraat. Gaandeweg het optreden wordt de presentatie wel wat losser.

Verder doet de muziek het werk en dat is maar goed ook, want Speedy Ortiz heeft een surplus aan goede liedjes die soms lieflijk klinken, maar altijd tegendraadse stekels bevatten. De band klinkt op zijn toegankelijkst in het al vroeg in de set gespeelde The Graduates en vooral ook in het daaropvolgende Raising The Skate, een heerlijke indierock-classic, als dat nummer tenminste in de jaren negentig was gemaakt en niet in 2015.

Blikvanger is uiteraard de fragiel en schoolmeisjesachtig ogende Sadie Dupuis, die nu niet meer vanuit het publiek gezien links maar in het midden staat geposteerd. Zij heeft geen bijzondere stem maar is wel toonvast en haar voordracht past ook bij de enigszins nonchalant klinkende muziek. De gitaren schuren af en toe wel tegen het valse aan, maar dat geeft de sound nu net dat lekkere stekelige randje. 


De set biedt voldoende afwisseling: rustiger en stevigere, toegankelijkere en meer weerbarstige nummers wisselen elkaar af. Doordat geen van de liedjes de vier minutengrens passeert, ziet de band kans een behoorlijk aantal nummers te spelen in het kleine uur dat het optreden duurt. Het concert is wat kort, maar toch is het goed zo. Met hun gedateerde muziek zal Speedy Ortiz ook in de toekomst geen groot publiek gaan aanspreken, maar voor de liefhebber biedt de band meer dan voldoende amusement, op plaat én in levende lijve. 

http://speedyortiz.com/ 

woensdag 28 oktober 2015

Gebrek aan variatie leidt tot kleine teleurstelling

Avatarium - The Girl With The Raven Mask

Nuclear Blast Records, 2015 


Het nieuwste project van doom-expert Leif Edling (Candlemass, Krux) is in twee jaar uitgegroeid tot een heuse band die zich behoorlijk productief toont. Deze nieuwe worp meegeteld staat de teller voor Avatarium op twee ep's en twee albums. Het debuut liet destijds een band horen die aan het doomgenre een originele twist wist te geven, door daarin Rainbow-invloeden te laten doorklinken en door gebruik te maken van een zangeres, Jessie-Ann Smith, die niet een typische metalvocaliste is.

Avatarium is een goede band met uitstekende muzikanten. Gitarist Marcus Jidell (Evergrey) toont zich opnieuw een Ritchie Blackmore-adept, maar storen doet dat niet. Integendeel, het past uitstekend bij de muziek van de band. Op 'The Girl With The Raven Mask' is ten opzichte van het debuut ook meer plaats ingeruimd voor de keyboards van Carl Westholm en ook dat is een vooruitgang te noemen. Verder zet 'The Girl With The Raven Mask' de muzikale lijn van het eerste album en de twee ep's voort, al klinken de nummers wat doordachter en wordt Smith nog meer ruimte geboden om haar kunnen als zangeres te etaleren. En hoewel zij een prima zangeres is, wringt onder andere daar de schoen.

Het begint allemaal goed, en zelfs enigszins verrassend, met het uptempo Girl With The Raven Mask, een nummer dat meteen pakt en waarop de heldere sound van band en zangeres goed tot zijn recht komt. The January Sea volgt en dat is de meest gevarieerde track van de plaat met de nodige wisselingen in tempo en dynamiek, waardoor het zelfs enigszins richting symfonische metal gaat.

Daarna volgen drie songs, Pearls And Coffins, Hypnotized en Ghostlight, die het euvel van 'The Girl With The Raven Mask' blootleggen. Op de kwaliteit van deze nummers valt weinig af te dingen, maar steeds wordt hetzelfde stramien gevolgd: zwaardere stukken worden afgewisseld met rustige stukken waarin Smith als zangeres in het zonnetje staat. Het komt de variatie van de plaat niet ten goede, omdat de zanglijnen van Smith erg op elkaar lijken, zij weinig variatie in haar voordracht legt en voorts de heavy stukken niet zo zwaar en 'doom-achtig' zijn als op het debuut. 

Het is dan ook een verademing als Run Killer Run voorbij komt, dat weer uptempo is en die verandering van spijs was broodnodig. Bovendien blijkt Smith helemaal niet ten onder te gaan in een meer robuust spelende band. Ook Iron Mule belandt aan de goede kant van de streep, met name door het instrumentale gedeelte waarin vooral Westholms orgelspel fraai is. Toch eindigt dit nummer rustig, met een weer zeer voorspelbaar zingende Smith. Gelukkig is er daarna afsluiter The Master Thief, dat weliswaar niet essentieel afwijkt van de andere meer gedragen nummers, maar dat wel zwaarder uitpakt en daarnaast een bluesy middenstuk kent. Het zwaardere geluid doet wel verlangen naar het debuut, dat met deze plaat dan ook niet geëvenaard wordt.

Een slechte plaat is 'The Girl With The Raven Mask' beslist niet, maar iets minder nadruk op de zang en meer variatie in het songmateriaal had de plaat goed gedaan. Het kan zijn dat het album na meerdere draaibeurten nog gaat groeien, maar voorlopig is sprake van een kleine teleurstelling.

http://avatariumofficial.se/


maandag 26 oktober 2015

Vertrouwd, maar toch anders

The Necks - Vertigo

ReR Records, 2015


'Vertigo' is het achttiende album van het Australische minimal jazztrio The Necks, bestaande uit pianist/organist Chris Abrahams, bassist Lloyd Swanton en drummer Tony Buck. Zoals op bijna alle andere platen van het drietal, bestaat 'Vertigo' uit één langgerekt stuk dat de titel van het album draagt. Met een kleine vierenveertig minuten houden The Necks de lengte voor hun doen nog redelijk beperkt.

"We end up in a very different place from whatever our initial notion" zegt bassist Lloyd Swanton over de muziek van The Necks. Daar is alles bij voor te stellen: de muzikanten beginnen aan een stuk met een klein vooropgezet plan en gaandeweg (en langzaam) ontwikkelt het stuk zich spontaan tot iets anders. De drie muzikanten voelen elkaar  zo perfect aan dat elke draai die door een van hun aan de muziek wordt gegeven moeiteloos door de anderen wordt gevolgd en mede wordt uitgebouwd.

Beluistering van de platen van The Necks vergt enig geduld van de luisteraar. Herhaling lijkt het credo, muzikale vondsten ontwikkelen zich langzaam en veranderingen treden vaak bijna ongemerkt op. Ben je eenmaal bevangen door de muziek van de Australiërs, dan ontwaart zich de schoonheid van de een rustige roes opwekkende minimale klanken. 'Vertigo' vormt op deze regel geen uitzondering.

Toch volgen niet alle albums van The Necks hetzelfde stramien. Er zijn er die wat meer drang naar voren hebben, meer 'drive' hebben, zoals (logischerwijs) 'Drive By' uit 2003 en 'Townsville' uit 2007. Daar staan dan weer 'Aether' uit 2001 en de voorlaatste plaat 'Open' uit 2013 tegenover, waarin de nadruk juist ligt op ambient. 'Vertigo' ligt een beetje tussen deze twee uitersten in. Daardoor klinkt de plaat vertrouwd: alle Necks-ingrediënten zijn aanwezig.

Toch is er een belangrijk verschil. Waar vrijwel alle platen van The Necks zich langzaam ontvouwen, is op 'Vertigo' eerder sprake van een mindset die voortdurend aan verandering onderhevig is. De bij aanvang ingezette orgel-drone wordt al snel vergezeld van ontregelend slagwerk en dat gebeurt gedurende de daaropvolgende kleine drie kwartier vaker. De drone verdwijnt na verloop van tijd geheel. Tony Buck gooit allerlei percussie-voorwerpen in de strijd, waaronder een duidelijk te herkennen gitaar. De contrabas van Lloyd Swanton gromt op de achtergrond, als een monster dat zich noodgedwongen koest houdt maar al te graag wil aanvallen (het gebeurt niet), en dat zorgt ervoor dat 'Vertigo' een wat donkere sfeer krijgt. 

Na een dikke twintig minuten zijn drums, percussie en bas ineens verdwenen en blijft Chris Abrahams alleen over met aan de piano ontsproten spannende ambientklanken, voordat Buck en Swanton zich drie minuten later weer melden. Gaandeweg worden de piano- en orgelklanken weer ontregeld door bas en percussie, maar ditmaal begeleid door regelmatige bekkenslagen. Na minuut tweeëndertig is zelfs enige gitaarnoise en -feedback te ontwaren.

En zo is 'Vertigo' in het oeuvre van The Necks toch een klein buitenbeentje; de plaat toont het minimale trio in zijn meest maximale vorm. Tot nu toe althans. Het knappe is dat dit het geval is zonder dat aan het roes opwekkende karakter van de muziek afbreuk wordt gedaan. 'Vertigo' is daarmee de volgende indrukwekkende plaat in de vrijwel louter muzikale hoogtepunten tellende discografie van het drietal.

http://www.thenecks.com/



zaterdag 24 oktober 2015

Koerswijziging Black Breath: meer metal, minder hardcore

Black Breath - Slaves Beyond Death

Southern Lord Recordings, 2015


Black Breath uit Seattle wist met hun eerste twee albums, 'Heavy Breathing' uit 2010 en 'Sentenced To Life' uit 2012, te overdonderen met snelle death metal/hardcore/crustpunk die gepaard ging met een fijne hand van songschrijven, wat de band ver boven de grauwe middelmaat deed uitstijgen.  Op opvolger 'Slaves Beyond Death' heeft het vijftal een koerswijziging doorgevoerd die een plaat oplevert die aanvankelijk niet zo bekoort maar toch ook van hoge kwaliteit is.

Waar op 'Sentenced To Life' tien felle, agressieve en snelle nummers de revue passeerden in een dik half uur, passen op 'Slaves Beyond Death' slechts acht songs in vijftig minuten. Niet langer is gekozen voor korte explosieve uitbarstingen, maar voor zorgvuldig uitgewerkte, meerlagige songs die allemaal de vijf minutengrens overschrijden. In vergelijking met de voorganger overrompelt de nieuwe Black Breath een stuk minder, nestelen de nummers zich minder makkelijk in je hoofd en is het punky randje naar de achtergrond gedrongen voor een meer volwassen geluid waarin het metalelement duidelijker naar voren komt. Daarmee is behoorlijk wat van de rauwe energie die de muziek van Black Breath zo aangenaam maakte om naar te luisteren verloren gegaan en dat is jammer. De vergelijking met 'Sentenced To Life' valt niet uit in het voordeel van 'Slaves Beyond Death'.

Tot zover het gezeur. Want gezeur is het. 'Slaves Beyond Death' is namelijk wel degelijk een erg goed album als je de plaat op zijn eigen merites beoordeelt. Black Breath heeft met 'Slaves Beyond Death' duidelijk gekozen voor death metal en als zodanig dient de muziek te worden beoordeeld. Aan agressie is niet teveel ingeboet en al is het tempo van de nummers aanzienlijk naar beneden geschroefd, op de kwaliteit van de meeste nummers valt weinig af te dingen. Overigens wordt het gaspedaal nog wel regelmatig ingedrukt, maar de snellere stukken vormen nu gedeelten van nummers in plaats van een hele song.

Opener Pleasure, Pain, Disease is direct een hoogtepunt op deze plaat: een midtempo intro gaat over in een snel en agressief gezongen stuk, waarna het tempo wordt gehalveerd in een middenstuk dat fantastisch gitaarwerk bevat, vervolgens het tempo weer wordt opgeschroefd om uiteindelijk midtempo te eindigen. De overgangen zijn logisch, klinken allerminst geforceerd. Een andere sterke track is Seed Of Cain, dat instrumentaal Metallica ten tijde van 'Ride The Lightning' in herinnering roept. Wist Metallica nog maar zulke goede muziek voort te brengen! Het is wel jammer dat het nummer eindigt met een fade-out.

Op Arc Of Violence wordt het tempo echt drastisch naar beneden gebracht maar het is toch ook een hoogtepunt op 'Slaves Beyond Death' omdat gitaristen Eric Wallace en Mark Palm excelleren in puike riffs én melodieus spel, bassist Elijah Nelson een gedegen fundament legt en drummer Jamie Byrum met zowel zijn double bass-spel als zijn fills overtuigt. Elk instrument is duidelijk te onderscheiden, wat de goede productie van Kurt Ballou benadrukt. 

Het zeer energieke Burning Hate, waarin het verder op deze plaat naar de achtergrond gedrongen hardcore-element even volop aanwezig is, is het snelste stuk op de plaat. Het volgt op het minste nummer van het album, A Place Of Insane Cruelty, dat is gebaseerd op een hardrock-riff die te weinig om het lijf heeft om te blijven boeien. Bovendien wreekt zich op dit nummer het te lage tempo, te meer daar het vooraf wordt gegaan door nog een midtempo-song (Arc Of Violence). 

Black Breath besluit 'Slaves Beyond Death' met de lange instrumental Chains Of The Afterlife, dat ook weer enigszins schatplichtig is aan Metallica ten tijde van 'Ride The Lightning'. Hoewel er weinig mis is met het stuk (met name het gitaarwerk is weer smeuïg), voelt het een beetje misplaatst als afsluiter. Je blijft als luisteraar toch een beetje op je honger zitten nadat het album is geëindigd met (opnieuw) een fade-out. Een snellere vocale track had beter dienst gedaan als uitsmijter.

De minpuntjes zijn niet zo zwaarwegend dat niet meer gesproken kan worden van een goede metalplaat. Liefhebbers van bijvoorbeeld Entombed of Dismember kunnen hun hart ophalen met dit album dat merendeels gevuld is met geweldig uitgevoerde death metal. De nieuwe koers mag dan even wennen zijn, al met al is 'Slaves Beyond Death' een nieuwe troef van een band die tot de betere hedendaagse death metal-acts kan worden gerekend.

http://blackbreath.com/ 



vrijdag 23 oktober 2015

Live: METZ & Crows

Doornroosje, Nijmegen

Donderdag 22 oktober 2015

 

Altijd fijn als je je opmaakt voor een heerlijk avondje lawaai en je krijgt wat je verwacht. Op deze donderdagavond in het Nijmeegse Doornroosje wordt vooral door METZ aan die verwachting voldaan. Hoofdact METZ en voorprogramma Crows staan allebei garant voor een lekkere bak herrie, maar de Canadezen overklassen de Engelsen vanavond op alle fronten.

Het Londense Crows (niet te verwarren met de Ierse hardcore/sludge-band of een van de andere bands met dezelfde naam) bestaat sinds 2012 en heeft sindsdien drie singles uitgebracht. De band omschrijft zijn muziek als Hardcore Nü-Punk en er is een duidelijke eighties-feel aanwezig. De sound van Crows is beïnvloed door The Birthday Party, maar qua zang neigt de band ook naar Joy Division. Zo goed als die twee bands is Crows echter niet. Muzikaal is het allemaal wel in orde: strakke drums, stuwende bas en goede gitaarriffs. Zanger James Cox doet door zijn mimiek meermaals aan Ian Curtis denken. Er staat een enorme bak galm op zijn zang en dat zorgt ervoor dat de voordracht wat afstandelijk klinkt. Cox mengt zich twee keer in het publiek maar een enthousiaste respons krijgt hij op de vloer niet. Al is de muziek oké, echt overkomen doet het vanavond niet en gaandeweg het optreden glijden de nummers steeds anoniemer voorbij. Met een redelijk beleefdheidsapplaus verlaat Crows uiteindelijk het podium.

Crows

Crows wordt, zoveel wordt heel snel duidelijk, volledig van het podium gespeeld door het Canadese trio METZ. Van meet af aan is het op opzwepende wijze raak en het mooie is dat METZ daar geen enkele attitude of pose voor nodig heeft. Gewoon bas, gitaar, drums en gáán. Elke song is een explosief geladen projectiel en dat mist zijn uitwerking niet. Gangmaker is drumbeest Hayden Menzies, waarvan de krachtige energie een vol uur lang afspat. Zanger/gitarist Alex Edkins schreeuwt meer dan dat hij zingt en dat past perfect bij de noise-rock en post-hardcore van METZ. In zijn gitaarspel maakt hij op verrukkelijke wijze gebruik van dissonanten en feedback. Bassist Chris Slorach is de meest beweeglijke van het stel en daarnaast speelt hij dienend, zonder fratsen. Ook brult hij af en toe een refreintje mee.

METZ put uit de twee albums die de band tot nu toe heeft uitgebracht. Het van 'II' afkomstige Spit You Out is een vroeg hoogtepunt in de set. Het nummer klinkt live nog overweldigender dan op plaat met die heerlijke hoekige gitaarriff en beukende ritmesectie. 

Metz

Eigenlijk doet METZ een uur lang hetzelfde kunstje, maar het is wel een erg lekker en opwindend kunstje. Nervous System, I.O.U., Headache, Knife In The Water, The Swimmer, Wasted: het zijn stuk voor stuk kleine fragmentatiebommen die op het publiek worden afgevuurd. Dat publiek laat de muziek aanvankelijk waarderend maar enigszins gelaten over zich heen komen, maar komt tegen het einde van de set toch los. Een toegift zit er echter niet in vanavond, maar dat is ook niet nodig: METZ heeft zich met dit korte energieke optreden meer dan voldoende bewezen als opwindende live-act.

http://www.metzztem.com/ 

https://soundcloud.com/crows-band 

 

woensdag 21 oktober 2015

Zwanenzang Sky Architects in stijl

Sky Architects - The Hollows

Eigen beheer, 2015


Het Deense Sky Architects verraste in 2012 met hun debuutalbum 'The Promise Of Tomorrow', dat overigens vooraf werd gegaan door twee ep's en twee singles. De met name instrumentaal sterke post-rock/doom-pop klonk helder en avontuurlijk en niet te tegendraads; een doorbraak naar een groter publiek leek tot de mogelijkheden te behoren. 

Dat gaat echter niet meer gebeuren, want op het moment van uitkomen van tweede album 'The Hollows' is al bekend geworden dat Sky Architects de pijp aan Maarten heeft gegeven. De band gaat geen concerten meer geven en de opnamen komen zelfs niet terecht op cd of lp maar zijn enkel als digitaal album te verkrijgen (als je wilt zelfs gratis). Meer muziek van de Denen komt er dus niet en dat is jammer, want ook deze plaat bewijst dat Sky Architects een band met veel potentie is die met een goede promotie in ieder geval Europees succes zou moeten kunnen oogsten.

Je zou de muziek van Sky Architects kunnen omschrijven als post-rock light, als die typering niet een denigrerende bijklank zou hebben. De band slaagt erin om een mistroostige sfeer te creëren, zowel muzikaal als vocaal, zonder depressief te klinken. Ook is overduidelijk een popelement in de muziek aanwezig, door de band omschreven als 'doom-pop'. De muziek is daardoor niet zwaar op de hand en ligt bij tijd en wijle zelfs makkelijk in het gehoor. De band blijft ver weg van sludge en metal en houdt de sound clean en helder, zelfs wanneer krachtig uit de hoek wordt gekomen, wat in vrijwel alle tracks wel ergens gebeurt.

'The Hollows' opent met twee instrumentale stukken, Alleviate en Birth Into Being, waarmee de toon wordt gezet: met twee helder en melancholiek klinkende gitaren wordt gestaag aan een climax gebouwd of wordt ineens stevig uitgepakt. Het zijn geijkte post-rocktrucjes die Sky Architects tot in de puntjes beheerst en die, hoewel voorspelbaar, op dit album geen moment vervelen. Ook blijft steeds sprake van songs; het Deense viertal bouwt niet eindeloos voort op een klein thema. Van enige ontwikkeling naar een ander geluid is geen sprake; de band deed exact hetzelfde op 'The Promise Of Tomorrow' en verschillen met die plaat zitten in details zoals de elektronische percussie van Odd Shapes in Spiralling en de vrouwelijke vocalen van Stine Dreier in de bonustrack, een vocale versie van Alleviate.

Over vocalen gesproken: die doen hun intrede vanaf het derde nummer, Compass. Zodra er gezongen wordt neigt de muziek naar dromerige pop; normaliter op dit blog geen aanbeveling maar het werkt wel bij Sky Architects, omdat de weemoedige sfeer niet wordt losgelaten. Een overheersende rol spelen de vocalen niet; ook de nummers waarin gezongen wordt kennen over het algemeen langere instrumentale stukken.

In Into The Fray komt het melodiegevoel van Big Country als invloed naar voren in de gitaarlijnen. Een van de hoogtepunten is ook Flashback, dat na een rustig begin naar een climax groeit dat het onvolprezen Toundra in herinnering roept. De vocalen brengen het nummer vervolgens in rustiger vaarwater, maar niet voor lang, want een laatste krachtig gedeelte volgt. Met ruim zes en een halve minuut is Flashback het langste stuk op de plaat maar het had nog wel langer mogen duren. Gelukkig stelt het daarop volgende Remembrance, dat op het eind bij wijze van uitzondering een behoorlijk tegendraadse uitbarsting bevat, ook niet teleur. 

Hoewel Sky Architects op 'The Hollows' geen echte ontwikkeling laat zien ten opzichte van de voorganger, weet de band zijn sound wel te perfectioneren en ook qua songwriting is deze plaat net iets sterker dan 'The Promise Of Tomorrow', waardoor toch gesproken kan worden van progressie. Jammer genoeg zullen we nooit weten of de band tot nog meer in staat is. De melancholische muziek past wel bij een afscheid, dat dan weer wel.

http://skyarchitects.org/ 

https://skyarchitects.bandcamp.com/album/the-hollows 

 

dinsdag 20 oktober 2015

Magistrale freejazz van Dikeman, Parker en Drake

Dikeman / Parker / Drake - Live at La Resistenza

El Negocito Records, 2015


Op 5 mei 2014 speelden de freejazz-grootheden William Parker en Hamid Drake samen met de veel jongere maar hard aan de weg timmerende Johnn Dikeman in La Resistenza te Gent. Het was tevens het laatste concert voordat het jazzcafé zijn deuren sloot. Een gedeelte van het optreden is door het Gentse label El Negocito Records op cd uitgebracht. Het zorgt voor een jaloersmakende luisterervaring.

Bassist William Parker en drummer Hamid Drake hebben hun sporen natuurlijk ruimschoots verdiend. Parker speelde samen met o.a. Cecil Taylor, David S. Ware en Peter Brötzmann en Drake deed datzelfde met o.a. Don Cherry, Herbie Hancock, Fred Anderson en (ook) Peter Brötzmann. Daarnaast hebben de heren onder eigen naam een hele resem plaatopnamen gemaakt.

Niet verwonderlijk dus dat saxofonist John Dikeman in zijn dankwoord bij deze cd spreekt van "a dream come true". Dikeman was dit jaar al op dreef met onder andere Cactus Truck en Universal Indians. Minder ervaren dan Parker en Drake toont hij zich op 'Live at La Resistenza' respectvol naar, maar niet geïntimideerd door zijn kompanen.

'Live at La Resistanza' bestaat uit vier stukken van vergelijkbare lengte, komend uit de twee sets die het trio speelde. Er is voor gekozen om geen stilte te laten vallen tussen het tweede en derde stuk, waardoor de cd als één lange improvisatie is te beluisteren. Parker en Drake tonen zich - hoe kan het ook anders -  een volledig op elkaar ingespeelde twee-eenheid en het is een waar genot daarnaar te luisteren. Vrij spel voert de boventoon, maar met hetzelfde gemak wordt een onweerstaanbare groove neergelegd, zoals aan het einde van openingsstuk Gratitude en het begin van Bad Uncle John!, het derde stuk op de plaat.

Dikeman kan als een waanzinnige tekeergaan op zijn tenorsax (hij speelt op deze plaat overigens ook alt), maar dat is niet de overheersende tendens op 'Live at La Resistenza'. Dat wil niet zeggen dat hij zich inhoudt, zijn spel is nog altijd van het zeer robuuste soort, maar het klinkt iets meer gecontroleerd en gedoseerd dan bij Cactus Truck.  Hij krijgt alle ruimte van Parker en Drake, die zich echter geenszins laten wegzetten en door variatie in volume, tempo en groove bepalen welke richting de muziek op gaat.

Wat het luisteren naar Dikeman zo'n verheugende ervaring maakt, is dat hij ondanks de van zijn spel afspattende dadendrang ook een fijn gevoel voor melodie heeft. In het laatste gedeelte van Invocation, voordat Parker aan de dit stuk afsluitende bassolo begint, strijden gretigheid en melodie om voorrang, en in afsluiter WY Funk laat Dikeman zich op momenten zelfs van een lyrische kant zien .

'Live at La Resistenza' beslaat zo'n drie kwartier van een concert dat naar verluidt meer dan twee uur duurde. Het kan niet anders of het moet een gedenkwaardig avondje zijn geweest daar in Gent. De geluksvogels die erbij zijn geweest weten het; de rest moet het doen met dit kleinood met magistrale freejazz.

http://www.doek.org/project/john-dikeman/ 

http://www.musicofwilliamparker.com/  

http://elnegocitorecords.com/index.html

zaterdag 17 oktober 2015

Het ene oor in, het andere oor uit

Black Temple - It All Ends

Century Media, 2015


'It All Ends' is de debuutplaat van het Zweedse Black Temple, maar feitelijk is deze band de voortzetting van Odyssey. Daar zijn er tallozen van, vandaar de naamswijziging. Black Temple speelt stevige stoner hardrock met hardcore-, noise- en punkinvloeden. Op papier een combinatie die garant staat voor vuurwerk, maar de praktijk leert anders.

Elke muziekliefhebber kent wel zo'n plaat die aanvankelijk overrompelt maar bij nader inzien toch niet zoveel te bieden heeft. 'It All Ends' is zo'n plaat. Aanvankelijk komt het sterk over: een hard en strak stonergeluid, af en toe neigend naar noise en grunge, met overtuigende hardcore/punkvocalen. Het eerste nummer, Unlikely Event, slaat je regelrecht in je gezicht met een opzwepende gitaar en een oorwurm van een refrein, maar dan eentje die je graag in je hoofd hebt zitten.

Bijna ongemerkt volgt Acid Rain en dat beklijft al beduidend minder. Het gedreven Great Things en het meer slepende Difficult Journey houden de luisteraar nog enigszins bij de les, en vooruit: de lekkere noise-gitaarpartij van Oncoming Fire doet zijn werk ook nog wel naar behoren. 'It All Ends' heeft dus wel zijn momenten, maar uiteindelijk schiet Black Temple op deze plaat toch ernstig tekort.

Want wat resteert is een en al grauwe middelmaat. De nummers die de tweede helft van het schijfje bevolken irriteren niet, daarvoor zit het allemaal te goed in elkaar, maar dat goed in elkaar zitten van de nummers is tevens deel van het probleem van 'It All Ends': het is allemaal te strak en te netjes. Het geluid is niet smerig genoeg en dat is wel wat dit soort krachtige stoner/punk/noise nodig heeft. De echte agressie, die aanvankelijk wel aanwezig lijkt, ontbreekt en de songs klinken te steriel. 

Daar komt bij dat ook compositorisch niet al teveel te beleven valt op 'It All Ends'. Black Temple heeft simpelweg een gebrek aan memorabele songs. Opener Unlikely Event is met afstand het beste nummer van de plaat, en ondanks een enkele opleving hier en daar heeft de band daarmee meteen al zijn kruit verschoten. De opener uitgezonderd onderscheiden de nummers zich ook onvoldoende van elkaar, ook na meerdere luisterbeurten, en hoe verder de plaat vordert, hoe meer het allemaal het ene oor in en het andere oor weer uit gaat, waardoor 'It All Ends' als een nachtkaars uitgaat. 

Wellicht dat Black Temple live wel een overtuigende band is. Dat kunnen de Zweden binnenkort in Nederland bewijzen in het voorprogramma van In Flames.

http://www.blacktemple.se/ 


donderdag 15 oktober 2015

Orgastische apotheose doet al het voorgaande verbleken

Petrels - Flailing Tomb

Denovali Record, 2015


Petrels is een van de pseudoniemen waaronder de Brit Oliver Barrett opereert. Dat andere pseudoniem is Glottalstop, dat is te bestempelen als het veel duisterder broertje van Petrels. Barrett toont zich op zijn vierde plaat als Petrels erg veelzijdig; het is niet louter drone en ambient wat de klok slaat, maar ook krautrock, noise en synthpop klinken door op 'Flailing Tomb'. Niet alles pakt echter even sterk uit. 

Waar Petrels wel in slaagt, is een spanningsboog creëren die een hele plaat omvat. Dezelfde thema's zijn in de verschillende stukken van 'Flailing Tomb' te horen, zij het niet al te opdringerig. Het album laat zich dan ook het best beluisteren als één geheel. Een pompeus geheel welteverstaan, maar nergens is echt sprake van platte bombast. Wel wordt alles uit de kast gehaald om tot een vol en majestueus geluid te komen. Aan ambitie geen gebrek.

Het album opent sterk met We Are Falling Into The Heart Of The Sun, een spannende drone van aanzwellende synths die halverwege gezelschap krijgen van daverende drums en vervolgens uitwaaieren. Het meer ambient getinte Thangen After Dothe brengt je als luisteraar vervolgens in rustiger vaarwater. 

In Orpheus doet synthpop zijn intrede en daar ligt het probleem van deze plaat. Muzikaal doet het stuk denken aan de oude, synthy Depeche Mode en wat Op Duvel betreft is dat geen aanbeveling. Vocaal worden alle registers opengetrokken door een zangeres en een heel koor. Jean-Luc Godards 'Alphaville' vormt de inpiratie voor de tekst van Orpheus, waarvan de repeterende zin "I shall fight so that failure is possible" als een soort mantra wordt gezongen, maar het lijkt verdomme soms Dotan wel! Wel moet worden onderkend dat ook Orpheus een knap opbouwend stuk muziek is.

De tweede helft van 'Flailing Tomb' bestaat uit het driedelige L. Caution. Het melodische thema van Orpheus klinkt door, met name in het eerste deel, nu gespeeld door een synthesizer. De synths overheersen ook het tweede deel, waarmee weer even een rustpunt wordt gecreëerd. Wat daarna volgt, doet die rust echter heel snel teniet. 

Zware drums leiden deel drie in en vanaf nu gaan alle remmen los. Een hypnotiserende baslijn en volle synthklanken stuwen dit stuk op naar een voortdenderende noisy climax, waar na enige tijd ook nog eens een koor overheen gaat. L. Caution Part Three is één grote orgastische apotheose van negen minuten, een fantastisch hoogtepunt dat in één klap al het voorgaande doet verbleken.

https://petrels.bandcamp.com/


dinsdag 13 oktober 2015

Arnhemse black metal met Nederlandstalige teksten overtuigt op alle fronten

Wederganger - Halfvergaan Ontwaakt

Ván Records, 2015


De vanuit Arnhem opererende black metalband Wederganger komt na de sterke demo 'Gelderse Drek' op de proppen met een eerste volledig album dat de lijn van die demo doortrekt en er kwalitatief zelfs overheen gaat. Je zou de op Noorse leest geschoeide black metal met Nederlandstalige teksten kunnen afdoen als gimmick, maar dat zou deze band ernstig tekort doen.

Het trio Botmuyl (Botulistum, Fluisterwoud), Alfschijn (ex-Heidevolk) en MJWW (ex-Mondvolland), aangevuld met gastmuzikanten, kijkt verder dan het benauwde black metalstraatje lang is en dat levert een plaat op die voldoende black metal is voor de ware liefhebber, maar die ook menigeen die minder happig is op een spervuur aan blastbeats moet kunnen bekoren. In de eerste plaats komt dit doordat de tempi per nummer verschillen en ook binnen de nummers van tempo wordt gewisseld. Snelle blastbeats worden afgewisseld met midtempo stukken en sommige songs zijn zelfs traag. Ook worden driekwarts- en zesachtste maatsoorten niet geschuwd.

Dat laatste gebeurt met name in de stukken die voornamelijk door Alfschijn worden gezongen, waarvan het duistere Dodendans het beste voorbeeld is. Alfschijns stem is clean, donker, zwaar en plechtig, en daarmee geeft hij de muziek een gothic-randje, waarmee overigens niet gezegd is dat Wederganger gothic metal speelt. De cleane zang van Alfschijn vormt een mooi contrast met de screams van Botmuyl. Sterke troef is voorts gitarist MJWW, die niet excelleert in flitsende gitaarsolo's maar datgene brengt waar de sfeer van de plaat om vraagt en ondertussen de ene na de andere straffe black metalriff uit zijn gitaar tovert.

Elk nummer op 'Halvergaan Ontwaakt' heeft zijn eigen charme op deze afwisselende plaat.  In opener Dwaallichtbezwering klinkt de duozang erg sterk. Gelderse Drek wordt lekker smerig gezongen door Botmuyl en klinkt erg onfris (dat is een compliment!). Hoogtepunt Dodendans is weemoedig van toon, wat versterkt wordt door de sombere tekst. Het afwisselend midtempo en razendsnel gespeelde Wera-Wulfa toont dan weer de agressieve kant van Wederganger.

De acceleratie in het overigens wiegende Vlammenvonnis is weergaloos. Het pianostuk Schimmenspel is een klassiek maar duister klinkend rustpunt, alvorens met het wederom agressieve Walmend Graf en het wel erg zwartgallige Zwarte Gedachten de duimschroeven weer worden aangedraaid, al wordt in het laatstgenoemde lied het tempo na circa drie minuten naar beneden geschroefd. Maar dat is dan weer om naar de afsluitende climax te leiden.

Nederlandstalige teksten willen nog wel eens tenenkrommend werken, maar niets daarvan op 'Halfvergaan Ontwaakt'. De op Gelderse mythologie gebaseerde en over dood en verderf handelende teksten sluiten naadloos aan bij de muziek die Wederganger maakt en  dragen bij aan de macabere sfeer die op deze plaat gecreëerd wordt. Waar Alfschijn moeiteloos te verstaan is, ligt dat bij de screams van Botmuyl natuurlijk anders, maar het tekstboekje biedt uitkomst.

Agressie, morbiditeit en melancholie strijden om voorrang op deze sterke plaat van Nederlandse bodem die moeiteloos kan wedijveren met de betere black metal uit Scandinavië. Het is afwachten hoe Wederganger zich gaat ontwikkelen, maar debuutalbum 'Halfvergaan Ontwaakt' is een visitekaartje dat er niet om liegt.

http://www.wederganger.nl/ 



zaterdag 10 oktober 2015

Expressieve polka-rock is onweerstaanbaar

Polkaholix - Sex & Drugs & Sauerkraut

Monopol Records, 2015


Het Duitse Polkaholix (niet te verwarren met het Amerikaanse The Polkaholics) is niet het polka-orkest voor bruiloften en partijen waar opa en oma ook een dansje wagen. Daarvoor rockt deze band te hard. "Rock 'n' Roll, Punk & Ska - Alles Polka!", dat is het motto van het Berlijnse zestal plus special guest. En ze maken het nog waar ook op 'Sex & Drugs & Sauerkraut". 

Sinds de oprichting in 2002 heeft Polkaholix de nodige bezettingswisselingen gekend, maar de kern is steeds dezelfde gebleven: Andreas Wieczorek (saxofoon en zang), Jo Meyer (accordeon) en Mario Ferraro (gitaar). Zij staan inmiddels garant voor constante kwaliteit, want een echt mindere plaat hebben de Duitsers nog niet afgeleverd. Nu is 'Sex & Drugs & Sauerkraut' pas het vierde volledige album van Polkaholix, dus heel erg productief is de band niet. Het was ook de hoogste tijd voor een nieuwe Polkaholix, want het is alweer vijf jaar geleden dat de laatste album 'Polkaface' het licht zag.

'Sex & Drugs & Sauerkraut' telt dertien met rock en ska doordrenkte polka's en daarvan zijn er zes door bandleden neergepend. De overige zeven songs betreffen één traditional en zes covers. Je kunt je afvragen of Polkaholix die covers wel nodig heeft, want de eigen composities doen er niet voor onder. Zo begint de plaat met twee eigen songs: de swing-polka van Voll Polka en het rockende Bequem. Op In Berlin, waarin uiteraard de thuisstad van de band wordt bezongen, overheerst juist de ska. Het zijn drie sterke tracks waarmee een expressieve, opgewekte toon wordt gezet.

Het zeer energieke Jalapeno stond al op de ep 'Rattenscharf' uit 2013. Op 'Sex & Drugs & Sauerkraut' staat echter een andere versie, waarop het tempo hoger ligt waardoor het nummer nog opzwepender wordt. Jammer is wel dat op deze versie in het Engels wordt gezongen in plaats van in het Duits. De Duitse taal staat Polkaholix gewoonweg veel beter dan het met een duidelijk accent gezongen Engels.

De covers op de plaat komen uit verschillende muzikale hoeken en variëren van 'dat hadden ze nou niet moeten doen' (I Was Made For Lovin' You van Kiss), tot 'kan er mee door' (Amadeus van Falco), 'best oké' (Rammsteins Engel, ook in een andere versie te vinden op 'Rattenscharf') en 'cool!' (Billy Idols White Wedding en The Fox (What does the Fox say?) van Ylvis). Meest curieuze maar ook meest geslaagde cover is echter Chers Bang Bang, ook bekend van Nancy Sinatra. Een vaak gecoverde song, maar niet eerder op de manier waarop Polkaholix het aanpakt: de van oorsprong droevige melodie en tekst worden in een montere context geplaatst en dat pakt onverwacht goed uit.

Gecombineerd met de eigen songs leveren de covers, ondanks de enkele misser, een smaakvol geheel op dat menige depressieve bui als sneeuw voor de zon doet verdwijnen. Want laat dat duidelijk zijn: een plaat van Polkaholix is een feest, en wel eentje waar je als liefhebber van wat serieuzer en steviger genres (jazz, rock, punk, metal) ongegeneerd van kunt genieten.

http://www.polkaholix.de/web/index.php




woensdag 7 oktober 2015

Geslaagde punk-metal-free jazz-noise

Albatre - Nagual

Shhpuma, 2015



Albatre mag dan deel uitmaken van The New Wave Of Dutch Heavy Jazz, Nederlanders zijn in dit gezelschap niet te vinden. Het trio bestaat uit de Portugezen Hugo Costa (altsax, loops) en Gonçalo Almeida (bas, effecten, keyboards) en de Duitser Philipp Ernsting (drums, elektronica). Albatre opereert wel vanuit Rotterdam, en in die zin kun je deelname aan The New Wave Of Dutch Heavy Jazz gerechtvaardigd noemen.

Muzikaal gezien kan dat zeker, want evenals bij Cactus Truck, Dead Neanderthals en Donné Et Desirée is de muziek van Albatre niet van het fijnzinnige soort. De noemer 'punk-metal-free jazz-noise', waaronder deze muziek wordt gekwalificeerd op de site van platenlabel Shhpuma dekt de lading heel aardig. Van jazzy ritmes of gevoelige solo's is geen sprake: Albatre knalt er hard in en doet dat op 'Nagual' met volle overtuiging.

Dat begint al in het de plaat openende titelstuk, dat vooral in het eerste gedeelte aan het Italiaanse Zu doet denken: knoestig, hortend en stotend wordt een monster van een track op gang gebracht en ook in het vervolg wordt de rauwe energie niet losgelaten in een stuk waar bas en drums voor snelle ritmiek zorgdragen en Costa zich bijkans overblaast op zijn altsax, zelfs zodanig dat je je afvraagt of hij niet per abuis een tenor- of baritonsax heeft omgehangen. Net als op de laatste plaat van Zu, Cortar Todo, is de saxofoon op 'Nagual' niet vooraan in de mix geplaatst, maar maakt het instrument deel uit van het totaalgeluid van Albatre.

Op <OO> worden de zaken wat anders aangepakt. Langzaam beginnend met een duister klinkend stuk gespeeld door een machtig klinkende bas, snelle drums en elektronica, even later aangevuld met een altsax die nu hogere regionen opzoekt, wordt gaandeweg toegewerkt naar een meeslepende climax waarin het tempo en intensiteit bijna ongemerkt omhoog gaan en (opnieuw) hortend en stotend een uitweg wordt gezocht, die vervolgens wordt gevonden in een uptempo en bijna freaky maar gecontroleerd slotakkoord.

Kant 2 van deze lp bestaat uit het drie delen tellende El Bicho, dat dichter bij noiserock ligt dan bij jazz. In El Bicho I legt de saxofoon in de eerste minuten met behulp van de nodige elektronica een knoert van een drone neer waarin de altsax weer zwaar klinkt, slechts onderbroken door een heel korte solospot voor de bas. De elektronische effecten krijgen de overhand in het tweede gedeelte, maar dat ritme van bas en drums blijft maar doorgaan.  El Bicho I duurt zes minuten, maar werkt zo verslavend dat het ook een hele plaatkant zou mogen vullen.

Met rommelige pianoklanken en een saxofoon die klinkt alsof die op enige afstand wordt bespeeld, wordt El Bicho II voorzichtig begonnen, waarna de track snel op stoom wordt gebracht. Hier wordt gekozen voor een hoekiger maar opnieuw verslavende ritmiek, vergezeld van ijle saxklanken. Tot slot is er het trage El Bicho III, een slepend stuk dat met doom metal, noise en psychedelica wordt gelardeerd. 

Albatre meldt zich met 'Nagual' weer aan het front met een vol en krachtig geluid dat opwindend klinkt, maar vooral heeft het drietal muzikaal veel te bieden omdat die krachtpatserij ook een rijkdom aan inventiviteit en muzikaliteit herbergt. Dat dit alles gebeurt zonder enige vorm van egotripperij draagt bij aan een uiterst geslaagde lp.

https://albatre.bandcamp.com/


zondag 4 oktober 2015

Een verfrissende omgevallen vuilnisbak

Dope Body - Kunk

Drag City, 2015
 

Wie zijn/haar gitaarrock graag ongepolijst en tegendraads heeft, is bij Dope Body aan het goede adres. Het viertal uit Baltimore bewandelt met de lp 'Kunk' de omgekeerde weg van wat maar al te vaak gebeurt bij bands met aanvankelijk een ruwe en gore sound. In plaats van gaandeweg steeds gepolijster te gaan klinken, wordt door Dope Body gekozen voor een nog smeriger, donkerder en brutaler sound dan op de vorige plaat. "I'm living in a trash can" zingt Andrew Laumann in Old Grey en zo klinkt 'Kunk' ook: als een omgevallen vuilnisbak. 

Toch is in die afvalbak is ook plaats voor groove, new wave en catchiness. Vooral Down komt dicht bij een catchy new wave-popsong, maar dan wel een heel depressieve en desolate. Het is het enige nummer op 'Kunk' waarin de sound niet wordt overheerst door een overstuurde gitaar maar door de bas, en als afwisseling is Down, dat in het tweede deel van het album is te vinden, zeer welkom. 

Meest in het oog springend op deze plaat is het veelal overstuurde en met veel distortion gepaard gaande gitaarwerk van Zachary Utz. Dat begint al in opener Casual, waarin de groovende bas en drums weerwerk krijgen van een schurende, overstuurde gitaar. Utz gaat ook eigenzinnig loos op Dad, Muddy Dune en Ash Toke: drie korte instrumentale stukken die de tegendraadsheid van Dope Body nog maar eens onderstrepen. 

Met Goon Line, dat zoals wel meer nummers op deze plaat klinkt als een kruising tussen The Jesus Lizard en Brainiac, bewijst de band met een dwingend ritme dat een weerbarstige sound en een pakkende song niet met elkaar in strijd hoeven te zijn. Old Grey is nog zo'n recalcitrant stukje noiserock, met een onontkoombare groove en het gescandeerde "I'm living in a trash can" dat zich met weerhaakjes vastzet in je hoofd.

New Wave- en gothicinvloeden zijn te bespeuren in het eerste stuk op kant 2, Obey. Het is net als Down zeer donker gekleurd, maar hier zorgt de duistere groove ervoor dat het nummer ver verwijderd blijft van een standaard popsong. De meest agressieve gitaarriff is te vinden op Pincher, ook een instrumentaaltje, maar in tegenstelling tot de andere instrumentale stukken eentje die niet als jam maar als volwaardige song kan gelden.

Langste stuk op de plaat is Void, waarin alles nog maar eens uit de kast wordt gehaald: overstuurde gitaar, groovende bas, machtige drums en dwingende voordracht. Het is de perfecte afsluiter van een album dat juist door zijn weerbarstigheid verfrissend klinkt. 

http://www.dragcity.com/artists/dope-body

https://www.facebook.com/DOPE-BODY-310914069790/timeline/

https://soundcloud.com/drag-city/dope-body-old-grey


vrijdag 2 oktober 2015

Live: Lou Barlow

Doornroosje, Nijmegen

Donderdag 1 oktober 2015

 

Indieheld Lou Barlow is in Europa en doet vanavond Nijmegen aan. Het concert vindt plaats in het sfeervolle café van Doornroosje. Barlow heeft geen band meegenomen, doet alles in zijn eentje, maar hij weet de circa tachtig bezoekers moeiteloos een uur en drie kwartier te boeien.

Nu heeft de Amerikaanse zanger en liedjesschrijver inmiddels ook een groot oeuvre waaruit geput kan worden, of het nu om Sebadoh-, Dinosaur Jr.-, Folk Implosion- of solosongs gaat. Het laatste album van Barlow, Brace The Wave, zijn eerste solo-album in zes jaar, mag er wezen en het is logisch dat het overgrote deel van die plaat vanavond wordt gespeeld.


Sterker nog: Barlow speelt 'Brace The Wave' nagenoeg geheel, van opener Redeemed tot en met afsluiter Repeat. Het is beslist geen straf, want de uitvoeringen zijn stuk voor stuk sterk; soms wat kaler uitgevoerd dan op de plaat (die toch ook al een vrij sobere instrumentatie bevat) maar met hetzelfde gevoel en passie gebracht. Beginnend op ukelele, schakelt Barlow al vrij snel over op gitaar. In een enkel lied schakelt hij zijn kastje met elektronica en klein keyboard in. De songs hebben het niet eens nodig, maar het zorgt voor afwisseling.

Nu duurt 'Brace The Wave' maar een half uur, dus er blijft genoeg tijd over voor meer. Veel meer. On Fire van Sebadoh bijvoorbeeld, of Free To Go van Folk Implosion. Barlow zit niet verlegen om goede songs. Hij is daarnaast goedgemutst en doorspekt zijn optreden met grappige anekdotes. Hij is ook niet te beroerd om, op een verzoek vanuit het publiek, alles te vertellen over zijn nieuwe bariton-ukelele met zware snaren. Tot hilariteit leest hij zelfs het kaartje dat eraan hangt helemaal voor. Het zorgt ervoor dat de tijd die Barlow nodig heeft om te stemmen niet als te lang wordt ervaren.


Het wachten is toch op een paar Sebadoh-klassiekers en die komen er gelukkig ook. Barlow doet aan verzoekjes en dankzij het Nijmeegse publiek komen pareltjes als Too Pure, Think (Let Tomorrow Bee), Two Years Two Days en Together Or Alone voorbij. Zelfs Dinosaur Jr. wordt niet vergeten, al gaat het natuurlijk om een lied dat Lou Barlow heeft geschreven, Imagination Blind. Barlow lijkt er gaandeweg het optreden steeds meer zin in te krijgen en hij lijkt langer door te gaan dan hij bij aanvang van plan was. Uiteindelijk komt met de oude Sebadoh-kraker Brand New Love toch een einde aan een wel zeer vermakelijk soloconcert.

http://www.loobiecore.com/