zondag 28 juni 2015

Het beloftestadium al ver voorbij

Mette Rasmussen Chris Corsano Duo - All The Ghosts At Once

Relative Pitch Records, 2015


Sommige, uitzonderlijke, muzikale talenten hoeven niet tot bloei te komen, simpelweg omdat het talent direct tot volle wasdom is gekomen. De jonge Deense altsaxofoniste Mette Rasmussen, opererend vanuit Trondheim, Noorwegen, levert samen met de meer ervaren Amerikaanse drummer Chris Corsano een even speelse als volwassen proeve van bekwaamheid in negen volledig geïmproviseerde stukken.

Corsano is afkomstig uit Englewood, New Jersey. Hij speelde met uiteenlopende artiesten als Evan Parker, Kim Gordon, Björk, Nels Cline, Thurson Moore, Joe McPhee en Nate Wooley, maar hij is vooral vaak te horen samen met saxofonist Paul Flaherty. Hij is het kale duoformat dus wel gewend. Het woord 'kaal' is overigens niet echt van toepassing op de drumstijl van Corsano; hij is zeer actief met rollende drumpatronen en verschillende technieken op de bekkens, en hij zorgt ervoor dat een bas of piano geen moment wordt gemist.

Rasmussen is minder ervaren maar is hard op weg om naam te maken. Zij bracht vorig jaar met het punkjazztrio Trio Riot een gelijknamige cd uit. Dat Rasmussen er niet voor terugdeinst venijnig gierend voor de dag te komen, is op 'All The Ghosts At Once' een aantal keren te horen, te beginnen bij opener Train Track. Dat stuk begint nog rustig, met een metalig zingend bekken van Corsano, maar al vrij snel gaat het duo over naar hectischer en heftiger terrein. Rasmussen is er niet alleen om mooi te blazen; haar geluid is bij tijd en wijle ruw te noemen, alsof Albert Ayler altsax in plaats van tenorsax speelt. Van enig epigonisme is overigens geen sprake. Binnen hetzelfde stuk schakelt Rasmussen in een handomdraai over naar een meer lieflijke klank. Met Train Track is direct de toon gezet van een afwisselend en meeslepend album.

De beide korte stukken getiteld _ _ _ _ _'s Lament zijn ingetogener en aftastender, maar het is daarom niet minder boeiend. In Contester slaat vervolgens de vlam weer in de pan, eerst met een rollend rommelende Corsano en aansluitend met een voluit gaande Rasmussen. Het lange Exploding Foods laat alle facetten de revue passeren die dit duo zo enerverend maken. Soms klinken Rasmussen en Corsano zacht en prikkelend, dan weer fel uithalend. De experimenteerdrift is groot maar altijd blijft de focus muzikaal en nergens gaat het finaal over de kop. O Space Heater! My Space Heater! is ook zo'n lang stuk, maar hier wordt wat abstracter gemusiceerd. Het miniatuurtje Yesterday's Teenyboppers Are Today's Republicans, waarin Rasmussen in haar instrument blaast zonder mondstuk waardoor de sax bijna klinkt als een fluit, besluit de plaat.

Rasmussen en Corsano zijn gelijkwaardige muzikanten en dat de een wat meer ervaren is dan de ander doet daar niet aan af. Als je niet beter wist, zou je denken dat dit duo al jaren samenspeelt. Corsano bevestigt zijn status als inventieve drummer, zonder dat hij teveel aandacht opeist met zijn muzikale vondsten. Rasmussen laat op 'All The Ghosts At Once' horen in deze freejazz duo-setting volledig tot haar recht te komen. Haar een belofte noemen doet haar tekort. Die belofte is met deze plaat al volledig ingelost.

Mette Rasmussen en Chris Corsano spelen op 5 juli in Koffie & Ambacht te Rotterdam.

http://cor-sano.com/






donderdag 25 juni 2015

Scandinavische jazz van zeer hoog niveau

All Included - Satan In Plain Clothes

Clean Feed, 2015


Scandinavië brengt ons veel goeds op jazzgebied de laatste jaren. Alleen vorig jaar al waren er sterke platen van Paal Nilssen-Love Large Unit ('Erta Ale'), Trespass Trio ('Human Encore', met Joe McPhee) en Angles 9 ('Injuries'). Ik noem deze ensembles niet voor niets, want de leden van All Included, uitgezonderd drummer Tollef Østvang, maken hiervan deel uit: bassist Jon Rune Strøm van Large Unit, trombonist Mats Äleklint van Large Unit en Angles 9, trompettist Thomas Johansson van Large Unit en saxofonist Martin Küchen van Trespass Trio en Angles 9. Rune Strøm en Østvang maken ook samen deel uit van Universal Indians, waarvan recent een fraaie cd is verschenen ('Skullduggery', samen met - alweer - Joe McPhee).

Van de bovengenoemde gezelschappen staat de muziek van All Included het dichtst bij Angles 9. In tegenstelling tot de laatste Angles 9 is Martin Küchen op 'Satan In Plain Clothes' niet de enige leverancier van composities. Er zijn wel twee stukken van zijn hand, Despair Is In The Air en I've Been Lied To, en de titeltrack is gecomponeerd door Leo en Martin Küchen. I've Been Lied To is ook te vinden op 'Injuries' van Angles 9 en is een traag en melancholiek stuk, meeslepend in al zijn droefheid. De versie op dit album is wat kernachtiger dan op 'Injuries' maar kan moeiteloos met die uitvoering wedijveren. Alleen al het droeve begin met sax en gestreken bas kan de tranen in de ogen doen prikken. Despair Is In The Air is ook geen vrolijke kost, maar is wat krachtiger. Het samenspel is grandioos en het is vooral Küchen die excelleert. Het titelstuk besluit de plaat op energieke, toegankelijke wijze en wordt aangedreven door een gestage, wat funky beat van bas en - vooral - drums.

De overige drie composities zijn van bassist Jon Rune Strøm en doen niet onder voor die van Küchen. Opener Tune For Martin begint met een trombonesolo, voordat het thema wordt aangeroerd. Küchen neemt vervolgens over met een prikkelende saxsolo en vervolgens krijgt Johansson ook zijn solospot. Fraai is het verrukkelijke door elkaar heen musiceren van alle blazers aan het slot van dit stuk. Sax en bas zetten de toon aan het begin van The Gap. Heerlijk is vervolgens hoe trompet, trombone en sax om elkaar heen cirkelen en door elkaar heen spelen. Äleklint levert een smakelijke solo af, waarna het pas tijd is voor het thema.  Three Courses, tot slot, is het meest afwisselende stuk van de plaat, beginnend met een saxsolo op een expressief en staccato ritme, waarna een meer ingetogen stuk volgt met een melodieus boeiende bassolo, waarna het beginritme weer wordt opgepakt waarin deze keer de trombone losgaat en vervolgens gezamenlijk ingetogen wordt geëindigd.

De Noren en Zweden van All Included brengen met 'Satan In Plain Clothes' een magnifieke jazzplaat, eentje waar je niet op uitgeluisterd raakt; die gemaakt is met gevoel voor traditie maar die ook modern is, waar vrijheid gezocht wordt binnen de kaders van gedegen composities, maar waarbinnen die vrijheid maximaal wordt benut.

http://martinkuchen.com/site/ 


maandag 22 juni 2015

High on Fire klinkt beter dan ooit

High on Fire - Luminiferous

Century Media Records, 2015


Denk je met het pas verschenen 'Tau Cross' een van de beste heavy platen van dit jaar te pakken te hebben, komt High on Fire daar nog even overheen met hun volgende onstuimige meesterwerkje, 'Luminiferous' genaamd. Echte verrassingen zijn bij dit trio uit Oakland, Californië, uitgesloten, maar als de kwaliteit van de agressieve stonermetal zo hoog is als op deze plaat, kan geen zinnig mens daarmee zitten. De plaat kent trouwens toch één kleine muzikale verrassing.

Voor de tweede keer op rij zat producer Kurt Ballou (zelf gitarist van Converge) achter de knoppen en dat is goed nieuws. High on Fire wisselt regelmatig van producer en werkte met Billy Anderson, Steve Albini en Jack Endino. Op 'Snakes For The Divine' uit 2010 maakte de band gebruik van de diensten van Greg Fidelman, die het trio een ietwat cleaner geluid meegaf, wat hem door veel aanhangers van de band niet in dank werd afgenomen. Toch was ook 'Snakes For The Divine' een meer dan prima High on Fire-album.

Op de vorige plaat, 'De Vermis Mysteriis', bewees Ballou dat het mogelijk is de band helderder te laten klinken zonder dat iets van de robuustheid van de sound verloren gaat. Logischerwijs wijkt het geluid van 'Luminiferous' niet af van de voorganger. Toch klinkt de band ietwat anders, namelijk nóg beter. Dat komt vooral doordat zanger/gitarist Matt Pike in betere conditie verkeert omdat hij zijn alcoholverslaving heeft aangepakt. De rauwe klanken verlaten zijn schuurpapieren strot overtuigender dan ooit.

Verder biedt 'Luminiferous' dus geen verrassingen, uitgezonderd The Cave. Daarin klinkt zowaar enige spacerock/psychedelica door, al hakt het refrein er wel stevig op los. The Cave zou op een plaat van Monster Magnet niet misstaan. In de daaropvolgende titeltrack wordt weer vol gas gegeven. Slechte nummers staan er eigenlijk nooit op High on Fire-albums, zeker niet op deze, dus alle hoogtepunten benoemen zou betekenen de volledige tracklist oplepelen.

High on Fire is High on Fire. Altijd. Het kleine uitstapje daargelaten, klinkt het allemaal weer met donderend geraas en furieus uit de speakers. De vraag rijst onderwijl of het drietal überhaupt in staat is een mindere plaat te maken, want 'Luminiferous' is weer helemaal top, evenals de plaat hiervoor, en de plaat daarvoor, en die daarvoor, en daarvoor, etc. 

http://www.highonfire.net/ 

https://www.facebook.com/highonfire 



vrijdag 19 juni 2015

Tau Cross maakt verwachtingen waar, en meer

Tau Cross - Tau Cross

Relapse Records, 2015


Een perfecte mix van metal en punk met uitstapjes naar andere genres, dat is wat Tau Cross op dit debuutalbum brengt. Nieuwelingen zijn de leden van de band geenszins, dus er mocht wat verwacht worden. Die verwachtingen worden op 'Tau Cross' volledig waargemaakt en de plaat biedt zelfs meer variatie dan je op grond van de achtergrond van de bandleden zou verwachten.

Drummer Michel Langevin speelt in Voivod en de gitaristen Jon Misery en Andy Lefton kennen we van Misery en War/Plague. Belangrijkste bandlid is echter Rob "The Baron" Miller, zanger en bassist en daarnaast verantwoordelijk voor de composities op dit album. Miller speelt in Amebix en dat is een van de pioniers als het gaat om het mixen van anarchopunk en heavy metal. Rob Miller heeft een heerlijk raspende, rauwe stem maar zingt ook hees of clean en doet dat met verve. De zang staat vooraan in de mix maar dat gaat niet ten koste van gitaren, bas en drums.

De eerste twee songs, Lazarus en Fire in the Sky zetten de toon: een heerlijke mengeling van punk en metal zonder overbodige gitaarsolo's. Het snelle Stonecracker zou op een van de betere platen van Motörhead of Peter Pan Speedrock niet misstaan. You People kent een lekker dwingende riff en verrast met een versnelling. Het refrein van punklied Prison lijkt in eerste instantie wat te simpel, maar is niet meer uit je kop te rammen, evenals de gescandeerde woorden "sex, war, science, religion'.  

Maar Tau Cross brengt meer dan de voorspelbare combinatie van punk en metal. The Devil Knows His Own, bijvoorbeeld, is een folklied dat de plaat rustig afsluit. Het is niet het sterkste nummer van de plaat, maar het geeft aan dat Tau Cross verder kijkt dan het nauwe crust punk-straatje lang is. We Control The Fear begint met een viool, wat ook een folksfeer oproept, en is zelfs een ballad te noemen, maar dan wel een met een duistere sfeer. Sons of the Soil weet te ontroeren met een fraaie, melancholieke tekst. Het trage Midsummer brengt sludgemetal met een vocaal punkrandje, versnelt halverwege om daarna kortstondig in rustiger vaarwater terecht te komen, alvorens wordt teruggekeerd naar de trage sludge van het begin. Prachtig!  Het daaropvolgende Hangman's Hyll, met een dikke zes minuten het langste stuk op de plaat, is een tot meebrullen uitnodigend anthem met een geweldig (voor een groot deel clean) zingende Miller. 

Waar 'Tau Cross' bij de eerste beluistering een paar mindere broeders bevat, met name in het tweede deel van de plaat, blijkt dat bij nadere beluistering reuze mee te vallen. Misschien was het album net iets sterker geweest met een of twee nummers minder, maar dan hang ik de kniesoor uit. Tau Cross' debuut is een gevarieerde crust punkplaat, vaak meer metal dan punk, die liefhebbers van verschillende (sub)genres (punk, wave, sludge, doom) en bands (Killing Joke, Motörhead, Vopo's) moet kunnen aanspreken.

https://www.facebook.com/TauCrossOfficial



donderdag 18 juni 2015

Live: Mastodon & Bandito

Doornroosje, Nijmegen

Woensdag 17 juni 2015


Mastodon is zich in zijn vijftienjarige bestaan blijven ontwikkelen en is er in het verleden niet voor teruggeschrokken om de koers te verleggen. Toch is het uit Atlanta, Georgia, afkomstige viertal altijd songgericht geweest, uitgezonderd wellicht hun prog-plaat 'Crack The Skye'. De nadruk is wel steeds meer op zangmelodieën komen te liggen en de heren bedienen zich op de laatste paar platen niet meer van hun brulvocalen (daarvoor wordt dan Scott Kelly van Neurosis ingehuurd, maar dat terzijde). Ook neigt de muziek meermaals meer naar hardrock dan naar metal. De melodieuzere koers zal de band wat aanhangers van het eerste uur hebben gekost, maar populair is Mastodon er wel mee geworden, getuige ook een volle grote zaal van Doornroosje.

Als voorprogramma zou Primate aantreden, de hardcore/grindcoreband waar ook Mastodon-gitarist Bill Kelliher deel van uitmaakt. Om financiële redenen is de band echter niet in staat te verschijnen. In allerijl is daarom het Nijmeegse Bandito opgetrommeld. Deze hardrock/stonerformatie is helemaal in zijn sas met dit buitenkansje en gaat er vol voor. De simpele maar doeltreffende hardrock komt goed uit de verf en het enthousiasme van de band werkt aanstekelijk. De muziek is niet van clichés gespeend maar wie maalt daar als liefhebber van dit genre om? Wel zit een dip in het optreden als vlak voor het einde van de set weinig overtuigend gas wordt teruggenomen, maar het uptempo slotakkoord maakt het gelukkig weer goed.

Al bij opener Tread Lightly maakt Mastodon duidelijk dat het een gedenkwaardig avondje gaat worden. Het geluid is goed, de band technisch begaafd en als zangers zijn de bandleden duidelijk gegroeid. De nadruk van de set ligt logischerwijze op de laatste plaat 'Once More 'Round The Sun', waarvan zeven nummers voorbij komen. Brann Dailor gebruikt zoals altijd veel fills in zijn drumspel maar hij manifesteert zich ook steeds nadrukkelijker als leadzanger, hoewel bassist Troy Sanders nog altijd het merendeel van de leadvocalen voor zijn rekening neemt. Sanders is ook het charismatische middelpunt van de band, geflankeerd door de beide gitaristen.


Bill Kelliher heeft een übercoole uitstraling, oogt onverstoorbaar maar niet onverschillig en hij zingt zowaar even. Zijn gitaarspel is vlekkeloos maar duidelijk ondergeschikt aan dat van Brent Hinds, die - uitgezonderd de twingitaarsolo's - alle gitaarsolo's alleen voor zijn rekening neemt. 

Het optreden kent een kleine "maar", en dat heeft ook met Brent Hinds te maken. In tegenstelling tot de zang van Sanders en Dailor, komt zijn leadzang niet helemaal uit de verf. Het klinkt eenvoudigweg te zacht. Meer bezwaarlijk is dat Hinds duidelijk niet in zijn hum is. Welke gitaar hij ook in zijn handen gedrukt krijgt, hij is ontevreden over het geluid. Uit frustratie wisselt hij tot twee keer toe tijdens een nummer van gitaar en het is duidelijk zichtbaar dat hij staat te zuchten van ergernis. Toch oogt hij tijdens een aantal solo's wel bevlogen. Van een slecht gitaargeluid is in de zaal overigens niets te merken.


En gelukkig zijn er hoogtepunten genoeg, zoals de killer-riff van High Road, het verrassende Ol'e Nessie, prijsnummer van 'The Hunter' Black Tongue en de lange afsluiter The Czar. Oblivion, evenals The Czar akomstig van 'Crack The Skye', overtuigt live minder dan op de plaat, maar het is maar een klein smetje. Het is ook niet erg dat de band de geheide publieksfavorieten March Of The Fire Ants en Blood And Thunder achterwege laat, die zijn al vaak genoeg gespeeld. Brann Dailor houdt nog een praatje na het slotnummer en gooit drumstokken en een drumvel in het publiek en daarmee is de koek op. Volgende keer graag weer, want ook met een humeurige Brent Hinds is Mastodon een overtuigende liveband.

http://www.mastodonrocks.com/

https://www.facebook.com/Mastodon

http://banditoband.com/

https://www.facebook.com/banditoband

maandag 15 juni 2015

Onheilspellende dark ambient-pracht van Dead Neanderthals

Dead Neanderthals - Endless Voids

Alone Records, 2015


Dead Neanderthals bestaat uit Otto Kokke (saxofoon) en René Aquarius (drums, percussie). Aangevuld met de Engelse saxofonist Colin Webster bracht dit tweetal vorig jaar de free jazz-LP 'Prime' uit, bestaande uit één track. Het concept was simpel: twee baritonsaxofoons, drums en gáán! En dat dan veertig minuten lang. Deze tour de force gaf je als luisteraar geen enkele rust, maar leverde een lawaaitrip op die zijn weerga niet kent. Reikhalzend uitgekeken dus naar 'Endless Voids'. Die plaat is er nu en dat is heel andere koek, maar het resultaat is ronduit verbluffend.

Voor 'Endless Voids' is Dead Neanderthals uitgebreid met zes muzikanten. Naast Colin Webster zijn dat Thomas Ekelund (stem en elektronica), Peter Johan Nÿland (snaarpercussie), Dirk Serries (gitaar), Steven Vinkenoog (gitaar) en Rutger Zuydervelt (elektronica). De plaat is een weergave van het concert dat dit gezelschap op 21 september vorig jaar gaf tijdens het Incubate festival te Tilburg, waar het Nijmeegse duo carte blanche kreeg van de organisatie.

Het contrast met 'Prime' kon bijna niet groter zijn. Daar waar Dead Neanderthals er in Prime (en ook op het op 'The New Wave Of Dutch Heavy Jazz' te vinden Boiled Hands), direct vol ingaat, begint 'Endless Voids' uiterst zacht met elektronische klanken, alsof nog even afgetast moet worden welke richting het op zal gaan. Van meet af aan is de spanning voelbaar en die spanning wordt niet meer losgelaten, meer dan tachtig minuten lang. Inderdaad, zo lang duurt deze dark ambient trip, op CD verdeeld over twee schijfjes. Je geduld als luisteraar wordt danig op de proef gesteld maar doorzetten loont. Meerdere luisterbeurten zijn nodig voordat de impact van deze plaat volledig is te bevatten en bij elke nieuwe luisterbeurt worden die tachtig minuten minder en minder een lange zit.

Want er gebeurt veel op 'Endless Voids'. De abstracte muziek goed omschrijven is moeilijk. Het gromt, dondert, rommelt, gonst, piept, maar het fluistert ook. Er is doom jazz, drone, industrial, er zijn verstilde momenten én het is heavy zonder scheurende gitaren, puur elektronische noise of knoertige baritonsaxstoten. Geen van de instrumenten voert de boventoon, alles is verpakt in suspense, alsof je op weg bent naar de apocalyps, naar een verpletterende apotheose die uiteindelijk nooit komt maar waar je maar beter waakzaam voor kunt zijn. 'Endless Voids' brengt je naar het puntje van je stoel en terugzakken is pas mogelijk nadat de laatste klanken zijn weggestorven.

Sinds 'Spear Of Gold And Seraphim Bone' van Aderlating heb ik niet meer zo'n goede dark ambient-plaat gehoord. Deze plaat is zelfs beter, wordt elke keer dat-ie rondjes draait nog beter en weet zowaar te ontroeren, iets wat bij dit soort abstracte klanklandschappen niet echt voor de hand ligt. Onheilspellend prachtig!

Samen met Drvg Cvltvre speelt Dead Neanderthals op 20 juli tijdens het Valkhof Festival te Nijmegen.

https://deadneanderthals.wordpress.com/ 




vrijdag 12 juni 2015

Aanstekelijke desert blues met een scherp randje

Terakaft - Ténéré (Alone)

Outhere Records, 2015


Veel goed nieuws komt er de laatste jaren niet uit Mali. De politieke situatie in het land heeft ook zijn weerslag op de uit Toeareg bestaande band Terakaft, dat met 'Ténéré (Alone)' een persoonlijke plaat uitbrengt waarmee het viertal een boodschap van hoop wil brengen in het huidige klimaat in Mali.

Op de muziekstijl van Terakaft, dat 'de karavaan' betekent, worden diverse labels geplakt, waarvan desert blues en woestijnrock de meest voorkomende zijn. De band is opgericht door Liya Ag Ablil (Diara), die ook een van de oprichters van Tinawiren is. Hij en zijn neef Sanou Ag Ahmed zijn de spil van Terakaft. Producer van dienst is Justin Adams, die gewerkt heeft met onder andere Robert Plant, Sinéad O'Connor en Brian Eno, maar die ook al twee platen van Tinawiren produceerde.

Op hun inmiddels vijfde plaat klinken de Malinezen aanstekelijk zonder té uitbundig te worden, maar vaak is ook sprake van een melancholieke ondertoon. De onweerstaanbare Afrikaanse ritmes zorgen ervoor dat stilzitten niet mogelijk is op Amidinin Senta Anfelas (My Confident), Anabayou (Awkward) en Karambani (Nastiness). Dat de politieke situatie van de Toeareg de laatste jaren alleen maar slechter is geworden, wordt bezongen in Oulhin Asnin (My Heart Suffers) en Itilla Ihene Dagh Aïtma (To My Brothers). Het zijn de wat somberder momenten van 'Ténéré (Alone)', maar echt zwaarmoedig wordt het nergens.

De titel 'Anabayou' komen we op het album twee keer tegen, in opener Anabayou (Awkward) en afsluiter Anabayou (Solo). Frappant is dat met dezelfde melodie twee geheel verschillende sferen worden opgeroepen: meer geestdriftig in de opener en meer droefgeestig in de afsluiter.

Grootste pluspunt op 'Ténéré (Alone)' zijn de gitaren. Elektrische gitaren welteverstaan. Het zorgt ervoor dat de plaat niet teveel als wereldmuziek klinkt maar juist een meer rockgericht geluid laat horen, maar dat wel zonder de Afrikaanse (Sahara-)roots te verloochenen. Bovenal is 'Ténéré (Alone)' een aanstekelijke desert bluesplaat met een lekker scherp randje.

Terakaft speelt op 28 oktober in Luxor Live te Arnhem.

https://terakaft.bandpage.com/

https://www.facebook.com/terakaft


 

woensdag 10 juni 2015

Topbezetting garandeert nog geen topplaat

Ben Goldberg - Orphic Machine

BAG Production Records, 2015


Voor 'Orphic Machine' heeft klarinettist Ben Goldberg zich laten inspireren door dichter en professor Allen Grossman (1932-2014), meer specifiek door diens lange essay Summa Lyrica: A Primer Of The Commonplaces In Speculative Poetry. De composities die Goldberg schreef worden uitgevoerd door een absolute topbezetting: Carla Kihlstedt (zang en viool), Ron Miles (trompet), Rob Sudduth (tenorsaxofoon), Myra Melford (piano), Nels Cline (elektrische gitaren), Kenny Wollesen (vibrafoon), Greg Cohen (bass) en Chess Smith (drums). En uiteraard Goldberg zelf op klarinet.

Het is natuurlijk vaker gedaan: literatuur op muziek zetten, ook in de jazz. Zo bracht de formatie Curlew (met George Cartwright en Tom Cora) in 1993 'A Beautiful Western Saddle' uit, met als gastzangeres Amy Denio. De teksten waren afkomstig van dichter Paul Haines (1933-2003). Het is een voorbeeld van een geslaagde poging van een jazzensemble om poëtische teksten om te zetten in muziek, al moet daarbij gezegd worden dat Curlew met één been in de rock- en popmuziek stond, iets wat voor Ben Goldberg niet opgaat. Goldberg maakt het zichzelf bovendien moeilijker, omdat het hier niet om gedichten gaat maar om een essay óver poëzie.

Het ensemble brengt op 'Orphic Machine' kamerjazz, waarin vleugjes klezmer, tango, blues en modern klassiek zijn te ontdekken. De keuze voor Carla Kihlstedt als zangeres is op zich een juiste; haar zonder opsmuk gezongen voordracht van Grossmans teksten is helder en fraai en sluit nauw aan bij het hechte ensemblespel, maar helaas is de zang niet zo gevarieerd als op Kihlstedts eigen genrehoppende meesterwerk '2 Foot Yard' uit 2003. Ook komt de zang enigszins koel over, waardoor de emotie niet bepaald van de plaat afspat. En daarmee is meteen het euvel van deze plaat geduid: het ontbreekt aan echte emotie.

Dat de klasse van het spel van de muzikanten afdruipt, mag gelet op ieders staat van dienst geen verrassing heten. Enkel Rob Sudduth deed bij mij geen belletje rinkelen (op zijn palmares prijken uiteenlopende artiesten als Norah Jones en Huey Lewis & The News). Het ensemblespel is hecht, gevarieerd en geen van de muzikanten toont zich opdringerig. Her en der krijgt iedere muzikant zijn solospot, maar ieder soleert en improviseert binnen de beheerste kaders van Goldbergs composities.

Gevolg is dat dit album bij oppervlakkige beluistering bijna ongemerkt voorbij glijdt. Nergens is een echte uitspatting of een scherp randje te bekennen, uitgezonderd het laatste gedeelte van de titelsong, waar onder aanvoering van Wilco-gitarist Nels Cline het gezelschap eindelijk eens loos gaat, maar het is meteen het laatste stuk op de plaat.

Voor wie puur kan genieten van muzikaliteit heeft 'Orphic Machine' veel te bieden. Na meerdere luisterbeurten valt er nog altijd veel te ontdekken. De muziek is ook echt mooi, maar voor het grootste deel blijft het toch teveel een steriele bedoeling, meer muziek voor het hoofd dan voor het hart, en dat is met dit stel topmuzikanten gewoon zonde.

http://www.bengoldberg.net/ 

https://www.facebook.com/bengoldbergmusic 



zondag 7 juni 2015

Een glorieuze herhalingsoefening

Metz - II

Sub Pop, 2015


Drie jaar na 'METZ' komt de Canadese noiserock/punkformatie met de opvolger. Biedt die plaat nieuwe inzichten? Nee, totaal niet. Geeft dat? Nee, totaal niet! Met een wat betere (scherpere) productie en net iets betere songs komt METZ heel goed weg met meer van hetzelfde.

METZ maakt herrie. De gitaren zijn overstuurd, er zit de nodige feedback op, dissonanten worden niet geschuwd en de zang is merendeels schreeuwend. Maar daaronder zit steevast Het Liedje. Het is dus niet zomaar herrie wat dit trio ons voorschotelt; de band weet hun boosheid en agressie om te smeden tot een tiental explosieve liedjes die geraffineerd in elkaar zitten, goed zijn uitgewerkt en gebaseerd zijn op meer dan één riff of idee. 

Dat begint al met het verslavende ritme van de eerste song, adrenalinestoot Acetate, waarna het snellere The Swimmer bewijst dat het nóg energieker kan. I.O.U. klinkt als een snelle, opgefokte Nirvana-song. De beukende riff van Wait In Line gaat vergezeld van een schurende tweede gitaarpartij en ook hier is Nirvana niet ver weg, met name in de zang. Denk dan niet aan Nirvana van 'Nevermind' (uitgezonderd misschien Territorial Pissings) maar meer aan de rauwere kant van de band op 'Bleach' en 'In Utero'. Daarbij moet wel worden aangetekend dat de liedjes van METZ in al hun explosiviteit inventiever en complexer zijn dan die van Nirvana.

De nummers op 'II' zijn meestal kort, maar met Spit You Out bewijst METZ dat een overrompeling ook tegen de vijf minuten kan duren. Dat gitaartje had overigens van Speedy Ortiz kunnen zijn, maar METZ pakt de zaken agressiever aan. De plaat kakt geen moment in en twee van de beste songs sluiten de plaat af: de punkexplosie Eyes Peeled (met gitaarsolo!) en de alles verpulverende noiserock van Kicking A Can Of Worms.

Het doet goed dat er in 2015 naast al die op folk gebaseerde brave popmuziek ook nog van dit soort high energy bands bestaan. Uitgezonderd het korte intermezzo ZZYZX krijg je van METZ op 'II' geen moment rust. De plaat duurt slechts een half uur maar heeft de impact van een exploderend projectiel. Een herhalingsoefening is het, maar wel een glorieuze. Play loud!

METZ speelt op 19 juni op het Best Kept Secret festival te Hilvarenbeek.

http://www.metzztem.com/

https://www.facebook.com/metz



vrijdag 5 juni 2015

Live: Egypt & Tombstones

De Onderbroek, Nijmegen

Donderdag 4 juni 2015


Het is donker in de kelder in Nijmegen die De Onderbroek heet. Ook het podium wordt slechts verlicht door een tweetal blauwe lampen. Die twee lampen blijven de hele avond de enige lampen die aan zijn op het podium. Het schept een sfeer die perfect past bij de twee bands die vanavond optreden: het Noorse Tombstones en het Amerikaanse Egypt. Beide bands brengen een vorm van doom- en stonermetal, maar er zijn duidelijke verschillen.


Laag, lager, laagst. Dat lijkt het credo van Tombstones. De band uit Oslo heeft bas en gitaar verschrikkelijk laag gestemd en de trage, logge doom wordt op letterlijk oorverdovend volume geserveerd. Luisteren zonder oordopjes in je oren is onmogelijk zonder schade op te lopen. Enerzijds past het volume goed bij de muziek die je het beste lijfelijk ondergaat (het dreunt door je hele lichaam), maar als de oordopjes niet van de beste kwaliteit zijn, gaat ook elke nuance verloren: de lage tonen van de bas komen wel uit de verf  maar vooral het gitaarspel komt niet goed naar voren. Zodra de oorbescherming - kort - uitgaat, blijkt dat Tombstones toch een goede sound heeft waarin geen plaats is voor subtiliteiten, melodieuze intermezzo's of technische hoogstandjes. Nee, het Noorse trio moet het hebben van een alles vermorzelende sound die als een stoomwals alles op zijn weg platwalst. Gitarist Björn-Viggo Godtland en bassist Ole Christian Helstad zingen/schreeuwen om beurten maar melodieus is het allemaal niet. Hoeft ook niet. Minpuntje is dat de set wel erg eenvormig is, al zal de ware liefhebber daar geen probleem mee hebben. Naarmate het concert vordert, wordt toch wat variatie aangebracht door wat wisselingen in tempo, zonder dat ook maar eens de hoge versnelling wordt ingeschakeld.


Na het beukende geweld van de Noren, laat het uit Fargo, North Dakota, afkomstige drietal Egypt een andere kant van het doom- en stonermetalgenre horen. Ook bij deze band staat het geluid erg hard maar minder overdonderend dan bij Tombstones. Egypt is de meer muzikale band van vanavond en onderscheidt zich door meer melodie, meer afwisseling, betere instrumentbeheersing en een betere setopbouw. Er is ruimte voor enkele kortere en meer uptempo nummers, waardoor er genoeg variatie in het optreden zit en de band ervoor zorgt dat je bij de les blijft. Echt memorabele songs heeft Egypt niet, maar de riffs en de bluesy gitaarlicks doen hun werk en het verveelt geen moment. De slagroom op de taart bestaat uit Watchin' You, een nummer uit de beginjaren van Kiss, dat als toegift wordt gespeeld en dat Egypt past als de spreekwoordelijke handschoen. Een perfecte afsluiter van een alleszins geslaagd optreden.

https://egypt1.bandcamp.com/

https://www.facebook.com/pages/Egypt-Doom/220951734668136

http://tombstonesoslo.bandcamp.com/

https://www.facebook.com/tombstonesoslo?fref=ts 

http://grotebroek.nl/programma/ 


woensdag 3 juni 2015

Compacte gitaarrock-industrial met eigen smoel

Fruit Of The Original Sin - The Black Lodge

Eigen beheer, 2015


Fruit Of The Original Sin heeft iets met David Lynch. Niet alleen is de bandnaam ontleend aan diens film The Elephant Man, ook is de titel van de deze plaat afkomstig uit de serie Twin Peaks. The Black Lodge is de plek waar iedere ziel doorheen gaat op weg naar perfectie, de  plek waar je met je eigen schaduwzijde wordt geconfronteerd. Fruit Of The Original Sin is met hun derde album aardig op weg naar perfectie.

De muziek van Fruit Of The Original Sin is gemakshalve te omschrijven als gitaarrock-industrial, maar in feite is het een mix van nineties gitaarrock, hardrock, grunge, stonerrock en industrial. Maar voordat je denkt dat 'The Black Lodge' een flipperkast is waarin de bal alle kanten op stuitert: alles is verpakt in compacte songs met een kop en een staart. Nergens op deze schijf worden nummers te lang gerekt of gaat de focus op het liedje verloren door gesoleer, soundscapes of overbodige franje. 

Het viertal uit Nijmegen en Düsseldorf onderscheidt zich van andere bands die in dezelfde vijver vissen door naast de gitaar ook synths een prominente plaats in het geluid te geven. Daarnaast heeft de groep in Freek Philippi een goede zanger in de gelederen. Zijn sombere, boze, donkere teksten passen bovendien goed bij de emotioneel geladen songs. Aanvankelijk kan de plaat wat anoniem voorbij glijden, maar naarmate de CD vaker rondjes draait krijgt 'The Black Lodge' meer en meer smoel; refreinen nestelen zich in je hoofd en zijn daar lastig weer uit te krijgen. Wat ook fijn is aan deze plaat, is dat niet elk nummer het voorspelbare stramien van ingehouden couplet en heftig refrein volgt. 

De derde worp van Fruit Of The Original Sin is een plaat waarop werkelijk alles klopt; van de heftige opener Kali tot de ingetogen afsluiter Solace is de muziek op alle fronten - liederen, teksten, productie, emotie, attitude, dynamiek, variatie -  dik in orde. 'The Black Lodge' kent geen minpunten en veel hoogtepunten. Klasse.

http://fruitoftheoriginalsin.com/

https://www.facebook.com/fruitoftheoriginalsin?_rdr


 

maandag 1 juni 2015

Fris, onbevangen en energiek als een debuutalbum

Thee Oh Sees - Mutilator Defeated At Last

Castle Face Recordings, 2015


Eind 2013 kondigden Thee Oh Sees een pauze voor onbepaalde tijd aan. Die pauze heeft niet lang geduurd, want vorig jaar april was er al 'Drop', waarop niet zoveel was veranderd behalve dat de line-up drastisch was gewijzigd. De opvolger is een goed jaar later alweer uit, de band is eigenlijk nooit weggeweest en het klinkt vertrouwd.

Want al hebben alweer wijzigingen plaatsgevonden in de samenstelling van de band, 'Mutilator Defeated At Last' is op en top Thee Oh Sees: energieke psychedelische garagerock met links en rechts uitstapjes naar andere muziekstijlen, maar dat keurig passend binnen het (toch beperkte, zou je denken) garagerockgenre waarbinnen de band opereert. John Dwyer en consorten trekken op het nieuwe album voor hun doen wel erg stevig van leer en de sound is ook wat zwaarder aangezet zonder dat dit ten koste gaat van de helderheid. 

Dat stevig van leer trekken geldt vooral voor Withered Hand: na een rustig, spannend intro barst het nummer los in overrompelende garagenoise. De sixties zijn vooral te horen op Poor Queen, Led Zeppelin in Turned Out Light, psychedelica in Web en progrock in het lange Sticky Hulks. Holy Smoke is een instrumentaaltje met zachtere en zelfs akoestische gitaren, maar daarna barst de bom opnieuw: Rogue Planet is kort, hard, snel en smerig. Palace Doctor zorgt voor een rustpuntje aan het einde van de plaat.

Na 34 minuten is het alweer voorbij maar in dat korte tijdsbestek gebeurt er heel veel op dit album. Thee Oh Sees lijken te beschikken over een eeuwige jonge hondenmentaliteit en flikken het gewoon weer: een plaat uitbrengen die zo fris, onbevangen en energiek klinkt als een debuutalbum. De kwaliteit van de albums lijdt ook allerminst onder de productiviteit van de band. 'Mutilator Defeated At Last' behoort zelfs tot het beste dat de Californiërs tot nu toe opnamen.

http://www.theeohsees.com/ 

https://www.facebook.com/TheeOhSees