maandag 30 november 2015

Powerjazz-trio The Thing flikt het weer

The Thing - Shake

The Thing Records/Trost, 2015


Voor wie denkt dan jazz anno 2015 alleen nog maar het herkauwen van ouwe meuk is: luister naar The Thing! Jazz is niet dood, het is springlevend en het gaat er soms hard aan toe. Kwestie van je eigen eigenwijze ding doen en ogen en oren open houden voor andere muzieksoorten dan fifties- en sixties-jazz. The Thing is zo eigenwijs en deinst er ook niet voor terug de luisteraar te trakteren op een bak stevige noise.

Nu hebben we hier ook niet te maken met de eerste de besten. Drummer Paal Nilssen-Love, bassist Ingebrigt Håker Flaten en saxofonist Mats Gustafsson zijn in het vrije impro-wereldje vaak geziene gasten en hun samenwerkingsverbanden met muzikanten uit de vrije impro-scene zijn er teveel om op te noemen. Een potje vrij improviseren is de heren dus wel toevertrouwd, maar met evenveel gemak legt het trio een verslavende groove neer.

Na de verrassende maar zeer geslaagde samenwerking met Neneh Cherry in 2012 ('The Cherry Thing') en het potige 'Boot!' uit 2013, weet The Thing op 'Shake' iets van een middenweg te vinden tussen die twee platen. De muziek is vrij maar allerminst structuurloos en invloeden uit freejazz, rock, noise en folk worden naadloos geïntegreerd in het Thing-geluid.

Gustafsson laat in de opening van het album meteen horen wat voor beestachtige saxofonist hij is. Zijn schreeuwende sax in Viking Disco/Perfection bepaalt direct de toon. Na een furieus begin met een heerlijke groove volgt een vrij geïmproviseerd gedeelte, waarna het tweede gedeelte, Perfection van Ornette Coleman, perfect daarop aansluit. Perfection is trouwens niet de enige cover op 'Shake'.

Die covers zijn een goed bewijs van de veelzijdigheid van het trio en van de verschillende invalshoeken van waaruit de Noren en de Zweed opereren. In het korte The Nail Will Burn, van de Engelse psychedelische rockband Loop, worden de spacey effecten van het origineel weggelaten en dat leidt tot een kale rocksound die wat het aan psychedelica mist compenseert met een enorme stootkracht, waarbij Nilssen-Love zijn bekkens zowat aan gort lijkt te slaan. Wyrd Visions is het eenmans avant-garde folkproject van de Canadees Colin Bergh. Van de plaat 'Half-Eaten Guitar' covert The Thing Sigill. Ook hier blijft van de psychedelica van het origineel niets over, maar de repeterende, hypnotiserende contrabaslijn van Håker Flaten doet je toch in hoger sferen belanden.

Langste en misschien ook wel fraaiste stuk op de plaat is Aim, van de hand van Gustafsson. Gebaseerd op een bas-drums-baritonsax hartslag die eindeloos door mag blijven gaan, krijgt het trio gaandeweg gezelschap van altsaxofoniste Anna Högberg en cornettist Goran Kajfeš, waarna het spel steeds vrijer wordt, de groove stopt en een paar minuten heerlijk door elkaar getoeterd wordt. De groove keert weer terug maar wordt steeds rustiger. Högberg en Kajfeš blijven een beetje tegensputteren maar leggen zich uiteindelijk neer bij het onvermijdelijke einde. 
 
Nilssen-Love gaat vervolgens weer helemaal loos op Bota Fogo (zijn compositie) waarin halverwege de bas wegvalt en hij de wedstrijd wie het meest agressief uit de hoek kan komen zowaar wint van Gustafsson. Maar het is niet alleen agressie en kracht wat de klok slaat op Shake. Met name Håker Flatens Til Jord Skal Du Bli toont ook de melodieuze kant van The Thing, en afsluiter Fra Jord Er Du Kommet, eveneens van Håker Flaten, is zelfs een sferische maar spannende ballad.

The Thing flikt het na het toch ook niet misselijke 'Boot! gewoon weer: een powerjazz-plaat maken die intrigeert en hypnotiseert. Het is alweer bijna jaarlijstjes-tijd. Het wordt dringen, maar dat 'Shake' een kandidaat is moge duidelijk zijn.



 

vrijdag 27 november 2015

Corrections House brengt furieuze industrial sludgemetal

Corrections House - Know How To Carry A Whip

Neurot Recordings, 2015


Corrections House is toe aan zijn tweede album en dat album komt hard aan. Scott Kelly (Neurosis), Mike IX Williams (Eyehategod), Bruce Lamont (Bloodiest, Circle Of Animals, Yakuza) en Sanford Parker (o.a. Nachtmystium, Mink, Circle Of Animals, Buried At Sea) vormen een industrieel gezelschap dat je met een fout woord 'supergroep' zou kunnen noemen. Fijn is dat Corrections House meer is dan de som der delen.

Was voorganger 'Last City Zero' al een flinke oplawaai, 'Know How To Carry A Whip' doet daar nog een schepje bovenop. De nieuwe plaat is meer uitgesproken en coherent, met slechts één minpuntje. Daarmee beginnen dan maar: Visions Divide, geplaatst in het hart van de plaat, is met zijn akoestische gitaar een folky aandoend nummer dat de soloplaten van Scott Kelly (of van die andere Neurosis-gitarist, Steve Von Till) in herinnering roept en dat een rustpunt is in het geweld eromheen. De behoefte aan een rustpunt is er echter niet, en Visions Divide is dan ook overbodig.

Voor het overige biedt Corrections House op hun tweede plaat furieuze industrial sludge die ruig, smerig en zelfs gewelddadig klinkt. De agressiviteit spat van de muziek af, alsof Ministry en Neurosis in een hevig gevecht zijn gewikkeld. Luisteren naar 'Know How To Carry A Whip' kan dan ook een uitputtingsslag zijn, zeker de eerste luisterbeurten, maar eenmaal aangestoken door de strakke, machinale en volle sound doet het alleen nog maar verlangen naar meer.

Williams en Kelly verdelen de vocalen, zoals meteen op opener Crossing My One Good Finger te horen is. De stemmen van beide schreeuwlelijkerds passen perfect bij elkaar, waarbij vooral bij Kelly niet is te ontkomen aan de gedachte aan die andere band waarin hij zingt. Williams zingt/schreeuwt niet alleen, maar declameert zijn teksten ook regelmatig. Muzikaal zijn het vooral de synths van Parker die het hypnotiserende werk doen, terwijl de gitaren de voor de metal-injectie zorgen. 

In het trage Superglued Tooth zijn de synths juist ontregelend bezig; af en toe ontstaat de neiging om te checken of het wel klopt. White Man's Gonna Lose heeft een eighties-feel, maar met een erg harde metalige rand die destijds nog niet geserveerd werd. Dit gecombineerd met het dansbare ritme maakt dit nummer tot een eerste hoogepunt op 'Know How To Carry A Whip'.

Vermeldenswaard zijn voorts twee langere tracks op het album: When Push Comes To The Shank en het afsluitende Burn The Witness: twee verslavende industrial sludgetrips, waarbij in de eerstgenoemde track jazz en echo's van Joy Divison zijn terug te horen en de afsluiter je dwingend de diepte in sleurt. Daar tussenin spuwt Williams zijn gal in het spoken word-stuk I Was Never Good At Meth.

Het artwork van 'Know How To Carry A Whip' doet weer militant en fascistoïde aan. Dit wordt versterkt door de uniformen waarin de heren live optreden. Militant is de muziek zeker, en dat in de goede zin van het woord. Corrections House blaast je met hun rusteloze, furieuze industrial sludgemetal omver en laat je versuft en verbluft achter. Oncomfortabele teringherrie. Heerlijk!

http://www.neurotrecordings.com/artists/correctionshouse/correctionshouse.php 

dinsdag 24 november 2015

Die Nerven klinken volwassen en compromisloos tegelijk

Die Nerven - Out

Glitterhouse Records, 2015


Nu het Duitstalige indierockinstituut Tocotronic zijn koers heeft verlegd naar slappe popmuziek is het hoog tijd de aandacht te vestigen op een Duitstalige band die (nog) wel spannende en compromisloze muziek maakt. Die Nerven is de naam en 'Out' is de derde cd van het trio uit Stuttgart.

Niet dat deze Duitsers geen ontwikkeling doormaken, maar dat is er een in de goede richting. Waar op voorganger 'Fun' nog vrij makkelijk het label 'lo-fi noiserock' geplakt kon worden, ligt dat bij deze plaat anders. De productie is droog maar helder en invloeden uit post-punk, post-rock en noiserock strijden om voorrang. Belangrijkste verschil met de voorgaande albums is echter dat Die Nerven op 'Out' de groove gevonden hebben.

Dat komt het sterkst naar voren in het tweede nummer op de plaat, Barfuß durch die Scherben, dat gedragen wordt door een lekker basloopje en minimalistische gitaarpartij en uitnodigt tot dansen. Dansbaar zijn ook Dreck, dat een Wallace Vanborn-achtige groove kent, en Den Tag vergessen, dat meer rechttoe rechtaan klinkt, uitgezonderd de enkele noisy uitbarsting. Regelrechte post-punk is weer terug te horen op Wüste, met name in de Wire-achtige melodie, en op Ich habe gelogen, dat een korte maar verrukkelijke tempoversnelling kent.

De muziek die Die Nerven op 'Out' ten gehore brengen klinkt gecontroleerd, maar dat betekent niet dat de noise is verdwenen. Nadat opener Die Unschuld in Person in de eerste seconden nog klinkt als Blumfeld, wordt een verwoestende gitaarpartij neergelegd die duidelijk maakt dat het de Duitsers menens is. Ook elders op de plaat worden geluidsmuren opgetrokken, maar altijd in dienst van het liedje. Sonic Youth is niet ver weg, maar Die Nerven houden het compacter.

De onderkoelde, soms nonchalant klinkende en goed verstaanbare zang doet soms aan Blumfeld denken, maar dan zonder de hoogdravendheid van die band uit Hamburg. De teksten hebben poëtische kwaliteiten maar de Stuttgarters blijven met beide benen op de grond staan. Onschuld, geldgebrek, donkere romantiek, ontevredenheid, boosheid zijn de jeugdige onderwerpen die tekstueel volwassen worden gebracht.

Het prijsnummer op 'Out' is Jugend Ohne Geld, dat langzaam begint en qua onderhuidse spanning in de buurt komt van Slint, vroege Mogwai of (wie kent ze nog?) J.F. Muck. Het is wachten op de uitbarsting en die komt ook, aan het eind, als een verlossing. Langzaamaan en in driekwartsmaat doet het trio het op Hast du was gesagt? dat de plaat op op passende wijze afsluit.

Die Nerven spelen op 'Out' met dynamiek, scheppen meermaals een dreigende sfeer en verpakken dat in sterke songs die de aandacht van de luisteraar moeiteloos vasthouden. De volwassen songstructuren en instrumentale uitvoering gaan niet ten koste van de compromisloosheid van de muziek. 'Out' is een topplaat. Binnenkort zijn Die Nerven te aanschouwen in Groningen, Tilburg en Hengelo. Mis het niet.

http://dienerven.tumblr.com/ 



zondag 22 november 2015

Live: Alamo Race Track & Roald van Oosten

Patronaat, Haarlem

Zaterdag 21 november 2015

 

In maart van dit jaar verscheen het album 'Hawks' van Alamo Race Track, een interessante plaat, hoewel de muziek daarop wat bedacht klinkt en weinig emoties losmaakt. Vanavond staat de band in de kleine zaal van het Patronaat in Haarlem en de vraag is of het Amsterdamse vijftal live wel een gevoelige snaar weet te raken. 

Het voorprogramma is overigens minstens even interessant. Caesar was eind jaren negentig een van de beste Nederlandse indierockbands, waarvan zeker de eerste twee platen anno 2015 nog fier overeind staan. Frontman Roald van Oosten heeft weer een groep muzikanten verzameld en komt in maart 2016 met een album. Vanavond wordt een voorproefje gegeven en dat is veelbelovend. Opvallend is dat Van Oosten voornamelijk toetsen speelt en slechts in de laatste twee nummers de gitaar ter hand neemt. De muziek is nu meer indiepop en minder indierock. Het songschrijven is Van Oosten nog niet verleerd, want de nummers die in de korte set voorbij komen zijn ogenschijnlijk simpel, maar hebben ook iets zinnenprikkelends en daardoor verleiden ze je als luisteraar wel. Van Oosten is geen geweldige zanger, al lijkt zijn stem meer onvast dan daadwerkelijk het geval is. Niet alles lijkt even soepel te verlopen maar dat heeft juist wel zijn charme. Het korte concert wordt afgesloten met een oudje: Visions of Mars, een van de hoogtepunten van het tweede album van Caesar, dat het in deze bezetting ook goed doet. Het optreden van vanavond doet uitzien naar het album.

Roald van Oosten

Het concert van Alamo Race Track kent een valse start. Zanger/gitarist Ralph Mulder heeft problemen met het geluid van zijn monitor, wat hem zichtbaar ergert. Het tweede nummer wordt zelfs stilgelegd. Gelukkig wordt het probleem door de geluidstechnici snel opgelost, zodat het concert verder zonder complicaties verloopt. 

De pop/rock met folkinvloeden van Alamo Race Track is mooi en zit goed in elkaar. Elk nummer is zorgvuldig gecomponeerd en gearrangeerd en dat is terug te horen en te zien. De band is technisch begaafd, laat geen hoorbare steken vallen. Fraai zijn de koortjes waaraan alle vijf bandleden deelnemen en de accenten die door pedalsteel en vibrafoon worden gelegd passen goed bij de muziek.

Toch wringt er iets, en dat is dat er juist niets wringt. Alles is tot in de puntjes verzorgd en de muziek mag dan soms hoekig klinken, het laat niets aan de verbeelding over. Zo klinkt Alamo Race Track op 'Hawks' en zo klinkt de band ook live. Aandachtig en plichtsgetrouw speelt iedere muzikant zijn partij. Gevolg is dat het gebodene weliswaar mooi is, maar ook erg bedacht en klinisch overkomt. De muziek is intelligent maar zonder gevoel; het is moeilijk er echt van te houden.

Alamo Race Track
 
Daar komt bij dat de presentatie van de band ook niet echt hartverwarmend is. Het lijkt er wat plichtmatig aan toe te gaan, al kan het ook zijn dat de band juist zeer geconcentreerd is. Het ontbreekt aan zichtbare interactie, zowel met het publiek als onderling. Muzikale interactie is er wel maar Alamo Race Track straalt niet uit dat men barst van de speelvreugde. 

Het publiek in Haarlem waardeert het gebodene overigens wel; de band mag terugkomen voor een toegift en speelt vervolgens nog twee nummers. Wat dat betreft is dus wel sprake van een geslaagd optreden. Maar de dagprijs gaat naar het voorprogramma.

http://alamoracetrack.com/#gotohome

http://www.roaldvanoosten.nl/en/index.php 

vrijdag 20 november 2015

Opwindende Balkanmuziek van Italiaanse snit

Cesare Dell'Anna Opa Cupa - Baluardo

11/8 Records, 2015


Brassbands uit Balkanlanden als Servië, Roemenië en Macedonië zijn er legio. Opa Cupa komt echter niet uit de Balkan, maar heeft zijn oorsprong in het Zuid-Italiaanse Salento. Tijdje geleden trouwens dat we iets van dit gezelschap hebben gehoord. Na 'Hotel Albania' uit 2006 en 'CentrodiPermanenzaTemporanea' uit 2009 is het een hele poos stil geweest aan het platenfront. 

Maar geen nood, 'Baluardo' bewijst dat de Italianen onder leiding van trompettist Cesare Dell'Anna (die nu ook zijn naam aan de bandnaam heeft toegevoegd) nog immer garant staan voor opwindende Balkanmuziek met een duidelijke Italiaanse inslag. Opa Cupa bestaat niet louter uit Italianen, maar op deze plaat is het aantal (gast)muzikanten uit verschillende Balkanlanden flink teruggedrongen, zeker in vergelijking met 'Hotel Albania'. Keyboardist Ekland Hasa, afkomstig uit Albanië, is nog wel steeds van de partij.

Opa Cupa speelt geen traditionele gypsy balkanmuziek, maar uitgaande van de elementen uit deze muziek etaleert de brassband een amalgaam aan stijlen. Zo zijn er invloeden uit Italiaanse (volks)muziek; op enkele momenten ademt de muziek de sfeer van Nino Rota. Ook popmuziek is een grote invloed, al wordt de muziek nergens zo gepopulariseerd dat nog slechts popmuziek met een Balkansausje te horen is. Ook funk, jazz, swing, rock en polka zijn terug te horen op 'Baluardo'.

Het meest traditioneel Balkan klinkt Opa Cupa op tracks als Mojna Mala Nema Mane, een traditional die door een aantal accelerando's erg opzwepend is, en Niska Banja, waarop de uitstekende zangeres Irene Lungo goed naar voren komt, wat ook geldt voor Pompei en het meer gedragen Ferma Zitella. Voetjes van de vloer is het devies, en dat geldt voor meer nummers op deze plaat, zoals het stampende Lo Zio è Pazzo en het (uiteraard) funky Shqiptar Funk. Maar ook meer tegendraadse maatsoorten worden niet geschuwd, zoals in het door de accordeon gedragen Medina. De rockkant van de muziek komt weer naar voren in Balkan Force.

De verschillende invloeden leiden niet tot een album dat muzikaal van de hak op de tak springt. Opa Cupa weet de veelheid aan stijlen te verpakken in een eigen, herkenbare en moderne stijl. En dat is knap, want in het grote aanbod aan gypsy brassbands is het vaak lastig onderscheid maken tussen de verschillende gezelschappen. Overigens is in het geluid van Opa Cupa ook een grote rol weggelegd voor toetsen en ook de gitaar doet regelmatig van zich spreken, dus de term 'brassband' dekt de lading slechts ten dele.

'Baluardo' bevat naast eigen composities een aantal geslaagde covers uit de Balkan en Italië, maar wordt afgesloten met een overbodige cover: een instrumentale versie van You Know I'm No Good van Amy Winehouse. De Italianen komen er redelijk mee weg, maar tippen aan het origineel kan hun interpretatie niet. Wat eraan vooraf gaat is echter een dermate muzikaal prikkelend en op de dansspieren werkend geheel dat deze kleine misser Opa Cupa wordt vergeven.

https://www.facebook.com/OPA-CUPA-130086260371284/?fref=ts 



dinsdag 17 november 2015

The Bureau of Atomic Tourism is van vele jazzmarkten thuis

The Bureau of Atomic Tourism - Hapax Legomena

RAT, 2015


The Bureau of Atomic Tourism (BOAT) is een internationaal jazzgezelschap onder leiding van de Belgische slagwerker Teun Verbruggen. Bas en gitaar worden niet steeds door dezelfde muzikanten bespeeld, op 'Hapax Legomena' gebeurt dat door Tim Dahl en Hilmar Jensson. Verder bestaat BOAT uit Nate Wooley (trompet), Jozef Dumoulin (fender rhodes) en Andrew d'Angelo (saxofoon en basklarinet).

De muziekstijl van BOAT omschrijven valt niet mee, ook niet op deze plaat. Op 'Hapax Legomena' zijn invloeden uit (free) jazz (van Miles Davis tot John Zorn), maar ook uit funk, rock en zelfs ambient te ontwaren en de muziek gaat van uitgelaten en expressief naar verstild en abstract.

Opvallend is dat geen van de composities op 'Hapax Legomena' van de hand van de bandleider is. Muzikaal is Verbruggen echter wel opvallend aanwezig; vooral aan het begin van de plaat weet hij te fascineren, zowel als hij een beat neerlegt als in bijvoorbeeld de geweldige solo in de openingstrack. De overige bandleden dragen ieder een compositie aan; Jensson en d'Angelo zelfs twee. 

De compacte opener Hilsnur weet het vuurtje meteen aardig op te stoken, vooral als na de korte drumsolo stevig wordt gerockt. Het daaropvolgende Eohnit is het meest opzwepende en zelfs dansbare stuk op de plaat. Door de fender rhodes van Dumoulin neigt het nummer qua sound zo nu en dan naar de elektrische periode van Miles Davis. In het intro van Pittles mag Wooley zijn trompettechniek tentoonspreiden, waarna een heftig stuk volgt waarin de blazers een hoofdrol opeisen met fel unisono spel bovenop een stevige rockbeat. Halverwege volgt een ontregelend stuk, waarna de rock, ingezet door Jensson, weer de overhand neemt. De argeloze luisteraar denkt na beluistering van de eerste drie stukken te maken te hebben met een heerlijk rockende jazzplaat.

Maar zo'n plaat is 'Hapax Legomena' niet. De omslag komt bij het vierde nummer, het door Dumoulin gecomponeerde Carolientje En Haar Bootje, waarin de rock is verdwenen en de sfeer broeierig is en d'Angelo op sax woelig soleert. Na een paar minuten volgt een omslag naar een ingetogen, bijna ambient-achtig stuk dat zindert van de ingehouden spanning, die lang wordt aangehouden. Wooley excelleert met trompetspel dat veel lucht en nauwelijks een trompetklank bevat. Pas na minuten wordt het zaakje weer op gang getrokken en volgt een lang coda dat als een bevrijding klinkt. 

Een solo voor basklarinet leidt de ballad Ron Miles in, een stuk van Wooley waarin hij een ode brengt aan collega-trompettist Ron Miles en waarin hij zowaar in de buurt komt van Miles' lyrische trompetspel. Dumoulin mag het tweede gedeelte van het stuk opluisteren met fraai fender rhodesspel. Weer heel andere koek is Numer Ology van d'Angelo, waarin de spanning zit in de verwachting die maar niet wordt waargemaakt. Na kort spel volgt steeds stilte. Telkens vraag je je af wanneer het stuk losbarst maar dat gebeurt niet. Integendeel, het blijft bij het uitdelen van muzikale plaagstoten, al worden de gespeelde stukken langer naarmate Numer Ology vordert.

Waar op de tracks vier, vijf en zes de stevige rock grotendeels  is verdwenen, is die op de korte afsluiter Citrus weer helemaal terug. Daarmee wordt op energieke wijze een plaat besloten die weliswaar enige coherentie ontbeert, maar waarop qua muzikaal vakmanschap en inventiviteit niet veel af te dingen valt

http://www.teunverbruggen.com/The-Bureau-Of-Atomic-Tourism



zondag 15 november 2015

Overdaad schaadt op tweede plaat van Fuzz

Fuzz - II

In The Red, 2015


Een van de hoogtepunten van het afgelopen Lowlandsfestival was het trio Fuzz, dat een luidruchtige, op Black Sabbath-leest geschoeide show neerzette die volledig overtuigde. Daarbij vergeten we dan maar even het overdreven visuele aspect bestaande uit geschminkte gezichten en een jurk (bassist Chad Ubovich). Inmiddels is de tweede plaat, simpelweg 'II' getiteld, verschenen en dat album kent ten opzichte van het concert in augustus geen echte verrassingen.

Meest bekende naam van het drietal is natuurlijk Ty Segall, dat productieve baasje dat bij Fuzz geen gitaar maar drums speelt. Samen met Meat Bodies-bassist Chad Ubovich en jeugdvriend Charles Moothart (gitaar) weet Segall met Fuzz een gevoelige snaar te raken bij velen die een hang naar seventies hardrock hebben. 

Grootste invloed op Fuzz is ongetwijfeld Black Sabbath. Op momenten klinkt de band bijna onbeschaamd als de grondleggers van de heavy metal begin jaren zeventig. Opvallendste voorbeeld daarvan is Pipe, dat behalve in de gitaarriff en -solo ook qua zanglijnen erg op het grote voorbeeld lijkt. Je hoort het Ozzy zo zingen. Ook bij Pollinate en Bringer Of Light ligt de Sabbath-invloed er dik bovenop en de baslijn in Say Hello zou zomaar uit de koker van Geezer Butler kunnen komen. Bovendien hangt Moothart in meerdere riffs en vooral ook in zijn solo's de Tony Iommi-adept uit.

Fuzz afdoen als Black Sabbath-kloon gaat echter net een stap te ver. Daarvoor heeft de band een te losse 'feel' die bij Black Sabbath onbreekt en die aan garagerock refereert (wat niet gek is met Ty Segall in de gelederen). Daarnaast is nog een andere invloed belangrijk in de muziek van Fuzz: The Beatles. Of, zo je wilt: Oasis, maar die hebben de mosterd natuurlijk ook bij het voorbeeld uit Liverpool gehaald. Let It Live had qua melodie zomaar op 'Revolver' kunnen staan, als de muziek daarachter niet zo zwaar zou zijn aangezet en de zang van Bringer Of Light heeft die zeurderige klank waar Liam Gallagher bij Oasis patent op had.

'II' is een lekkere seventies hardrock/metalplaat die de originaliteitsprijs niet verdient, maar waarop het vakmanschap van het trio overtuigend wordt geëtaleerd. Niet alleen klinkt de plaat lekker rauw en authentiek seventies, ook qua songschrijverschap toont Fuzz klasse: vrijwel elk nummer is voorzien van een fijne melodie en lekkere gitaarriff. De zang is in de zwaardere nummers wat weggestopt in de sound van de muzikanten, en soms, in de meer melodieuze songs, staat de zang meer voor in de mix. Gedurende de eerste negen tracks lijkt Fuzz af te stevenen op een ijzersterk album met nauwelijks minpunten.

'II' zou dan ook een werkelijk memorabele plaat zijn als het hier zou gaan om een enkele lp. 'II' is echter geen enkele lp, maar een dubbel-lp. Vanaf kant drie begint de eenvormigheid van de muziek zijn tol te eisen en slaat de verveling toe. De sterkste songs zijn niet op kant drie en vier te vinden en de - op zich begrijpelijke - drang om wat te experimenteren pakt niet goed uit. Zo doen strijkers hun intrede in het intro Silent Sits the Dust Bowl, maar dat kan niet verhullen dat de ideeën van de band een beetje op zijn, want wat volgt is weer standaard hardrock zoals die in de voorafgaande nummers ook te horen was. 

De tweede plaat van Fuzz eindigt met het titelstuk, een veertien minuten durende jam. Hoewel het zeker een aantal mooie momenten bevat, lijdt dit stuk aan een gebrek aan focus, een eigenschap die weliswaar bij jams hoort, maar die Fuzz niet zo goed past.  De drie heren zijn op hun best als ze het kleiner en compacter houden, maar helaas weet de band geen maat te houden op 'II'. Dat is jammer, want met een iets kritischer blik had een paar nummers weggelaten kunnen worden en was het eindresultaat veel beter geweest. Een typisch geval van overdaad schaadt.

http://intheredrecords.com/collections/fuzz


donderdag 12 november 2015

Een moeilijk en gedurfd muzikaal avontuur

Serries Verhoeven Webster Trio - Cinepalace

Tonefloat, 2015


Op hetzelfde moment dat 'Sluimer' van Fantoom uitkomt, verschijnt in de serie 'A New Wave of Jazz' van het Nederlandse platenlabel Tonefloat ook deze plaat van het Serries Verhoeven Webster Trio. Is 'Sluimer' al geen plaat voor de ongeduldigen onder ons, 'Cinepalace' beproeft het geduld van de luisteraar nog meer. Maar zoals in abstracte en in eerste instantie moeilijk te behapstukken muzieksoorten opgeld doet: doorzetten loont.

'Cinepalace' is een weergave van het concert dat de Belgen Serries en Verhoeven en de Brit Webster gaven in cinéPalace te Kortrijk in mei 2015 en bestaat uit één stuk van een kleine drie kwartier. Op plaat is de onderlinge communicatie van de muzikanten tijdens het concert niet zichtbaar en het is goed voorstelbaar dat dat als een gemis wordt ervaren. Desondanks blijft er genoeg te genieten over. 

Het personeel op deze plaat en op 'Sluimer' kent elkaar; bassiste Martina Verhoeven en gitarist Dirk Serries maken deel uit van Fantoom en saxofonist Colin Webster speelde samen met Serries in de uitgebreide bezetting van Dead Neanderthals tijdens het Incubate Festival 2014, op cd en lp uitgebracht onder de titel 'Endless Voids'. Het duo Dead Neanderthals (Otto Kokke en René Aquarius) maakt weer deel uit van Fantoom en Webster speelt ook mee op 'And It Ended Badly' en 'Prime' van Dead Neanderthals.

Net als 'Sluimer' gaat het hier om een geïmproviseerde zoektocht, maar in tegenstelling tot Fantoom werkt dit trio niet toe naar een climax die daarna weer afgebouwd wordt. 'Cinepalace' is een onherbergzaam muzikaal landschap waarin de muzikanten voorzichtig dan wel brutaal optreden, elkaars grenzen opzoekend, en waarin zij eigenzinnigheid en recalcitrantie niet schuwen.

Het trio weet af en toe aardig ferm uit de hoek te komen. Ook Serries, die zich als gitarist steeds meer heeft ontpopt als een specialist in het spelen van drones en ambientklanken, komt op deze plaat zo nu en dan daarvan los om zich hard in het strijdgewoel te mengen, zoals na ongeveer zesendertig minuten in een robuust gedeelte van het stuk. Verhoeven bespeelt haar contrabas met de strijkstok en zij doet dat veelzijdiger dan op 'Sluimer'. Webster speelt geen twee noten recht vooruit maar bedient zich van verschillende technieken op zijn tenorsaxofoon. Op 'Prime' bewees hij dat hij het muzikale geweld niet schuwt, maar niets daarvan op 'Cinepalace', waarop het spel van Webster meer de richting opgaat van zijn werk met Sam Underwood en Graham Dunning, te horen op het eerder dit jaar verschenen, zeer abstracte 'Bleed'.

'Cinepalace' klinkt als een strijd tussen drie gelijkwaardige muzikanten, waarin soms rake klappen worden uitgedeeld, soms ingehouden spanning de boventoon voert en waaruit geen winnaar naar voren komt. Van een vloeiende beweging is geen sprake; het gaat met horten en stoten, al grommend en pruttelend en vooral zoekend naar consensus die maar af en toe gevonden wordt. De zoektocht is waar het om gaat. Het leidt tot een moeilijke maar ook spannende plaat. Geen voer voor de gemiddelde jazz- of popliefhebber, maar wie op zoek is naar een gedurfd muzikaal avontuur komt hier wel aan zijn trekken.

http://www.dirkserries.com/ 

http://colin-webster.blogspot.nl/

https://newwaveofjazz.bandcamp.com/